hartigh Aelbrecht. F (1641 mei 4) afschrift, naar C door Lucas Quirinus, niet voorhanden maar be
kend uit G. G ([1641] aug. 30) niet nader aangeduid afschrift naar F, niet voorhanden maar bekend
uit L. H (1663 aug. 16) afschrift naar E door notaris [L] Borsselaar, niet voorhanden doch bekend, uit
KM. I (1691 mrt. 19) GA Schouwen-Duiveland, oud-archief Brouwershaven, inv. nr. 81, f. 22 r-26 r,
afschrift- door B. de Jonge, nibriek: De eenre van hartigh Aelbrecht, naar C. J (uiterlijk 1753)
Handschrift Privilegiën, keuren, en handvesten van Brouwershaven van den Heere Mr. Jan de
Timmerman, in 4to. te Middelburg, p. 66-72, naar C, niet voorhanden maar bekend uit druk a. K
(17 juli 1767) GA Schouiven-Duiveland, oud-archief Brouwershaven, inv. nr. 82 Costumen en voor
boden benevens der zeiver previlegien der stad Brouwershaven door J. van Bodegom, f 49 r-58 r,
rubriek: De keure van hartog Aelbregt, naar H. L (18e e.) Het Zeeuws Archief te Middelburg, verza
meling Verheye van Citters nr. 60e hs. Stad en lande van Brouwershaven, ongefolieerd, rubriek: De
keure van hartogh Aelbrecht voor die van Brouwershaven, naar G. M (18e e.) Ibidem, hand
schriftenverzameling nr. 1104, ongefolieerd, rubriek: De keure van hertog Aalbregt, naar H.
Drukken: a. Van Mieris, ChHZ, III, p. 560-563, zonder datum, naar J. b. Joosting en Muller,
Bronnen kerkelijke rechtspraak, III, p. 126-127, nr. 57, verkort, naar B.
Regesten: Unger, Rechtsbronnen Brouwershaven, p. 16-17, nr. 3, ad [1389-1406] en p. 17, nr. 4.
^Aelbrecht^ cbi Goids genaden palensgraue vpten Rijn, hertoge in Beyenen, graue van
Henegouwen, van Hollant, van Zeekmt ende heere van Vrieslantc doen cond allen luden want onse
ondersaten ^encle goede lude gemeenliken^ van Brouwershauene van onsen voirvaders grauen van
Holkznt endea J van Zeelant lange tijt onbesegelde eenrehande hantvesten en de cueren gehadt
hebben om onse goede lude voirscreuen in goeden regiment en de in neringen te blijuen, soe hebben
wij om otmoedichs^ virzoecs wille van onsen goeden luden voirscr. ende om menigen trouwen dienst
wille die sij -/ons ende/' onsen voiruaderen menichwarue gedaen hebben en de oft God wilt ons
noch doen sullen alsulke grade gedaen dat wij alle alsulke cueren en de hantvesten geconfirmeert
hebben en de confirmeren, gegeuen hebben en de gheuen, na jnhout hoire cuere en de hier na
gescreuen staen.
1. Jnden eersten willen wij dat alle die ghene die die marct van Brouwershauene soeken of hier
na soeken sullen, hebben vasten vrede en de zeker geleide te varen en de te comen.
2. Jtem van wat? saken dat yemant van buten heeft te claghen op yemande die binnen der core
woent, die sal hem doen scependoem bider core vanden dorpe van saken die binnen der core
geschien.
3. Jtem soe wye dat yemant van Brouwershauene aenspreket van ere custinge, die sal hi hem
doen mit sinen magen die wonen binnen der vorsche van Scouden, ende en heeft hi der mage niet
alsoe vele, soe moet hi die custinge voldoen mit sijns selfs eeden.
4. Jtem soe wat scoude datmen maket binnen der core voirs. voir scepenen of voir andere goede
gebuere, die salme berechten binnen der core.
5. Jtem alle die-? comanscepe diemen maket binnen deser core, dat drie goede gebuere of drie
wittachtige coipmanne kennen, sal wesen vaste en de gestade, sonder van eruen, dat hoirt te scepen-
doerne.
6. Jtem wat manne wort virwonnen van valsschen orkonden, die virbuert alle sijn goet en de
nymmermeer en sal hi orkonde mogen doen.
7. Jtem ghebuere en mogen nyemant bedragen van scoude hogher dan te ^vijf ponden" toe,
al ware drie ofte meer.
8. Jtem en moet gheen coipman van vyssche meentocht maken mit yemande, sonder mit sinen
gebuere, elc van sijnre poort, sonder in die haring tijt; soe wye diet dade, hi virbuerde zdertich
scellinge* telker weruen, men machse oic dair of viiwinnen met tween scepenen, met drien coip-
mannen of mit drien gebueren.
9Jtem alle scampcoep virbiet die core die scepenen geproeuen konnen; wort oic yemant dair of
virwonnen, hi virbuert 7zeuen ende twintich scellingöA
10. Jtem wat goede men coipt bi dage binnen der vriheden dat drie goede manne kennen,
coemt yemant dair na die seghet dat sijn is en de dat wittelike proeuet, gheue dat geit daert omme
was gecoft en de hebt weder of hi wille.
11. Jtem? welctijt soe goet coemt ter marct en<;/<? mer jegen vare buten der vriheden en de dair
coipt, elc coipman virbuert Jzeuen en de twintich scellinge^ en de die coip blijft onghestade.
12. Jtem soe wie des anders goet coipt ende hem niet en betailt, hi virbuert Jzeuen en de twintich
scellinge/ en de die rechter salne houden voir sine boete en de voir sijn scoude toter wilen dat hi
ghenoech gedaen heeft.
13Jtem als een vreemt man indie haring tijt of in anderen tiden him virbindt van eniger scoude
binnen der core en de voir scepenez?, vaert hi wech sonder oirlof soe virbuert hi drie pont en de %oe
19