De procedures rond de verkoop en kwaliteitsbewaking van verse en gezouten vis en haring op de afslag waren zoals we al eerder zagen een voortdurend aan dachtspunt van het vissersgilde. Zierikzeese stuurlieden ontdoken veelvuldig de voorschriften over de verplichte verkoop van hun vangsten in de stad. Vaak was het aantrekkelijk om elders de vangst te verkopen, omdat daar hogere prijzen geboden werden. De consumenten in Zierikzee werden, evenals plaatselijke en van elders afkomstige haring- en viskooplieden, van deze praktijk de dupe. Het aanbod verschraalde en kooplieden meden de Zierikzeese visafslag. In dit soort situaties riep het gilde zijn leden tot de orde. Lukte dit niet, dan deelde het stads bestuur forse geldboeten uit. Op verzoek van het gilde stelde het stadsbestuur keurmeesters aan die de aangevoerde haring en gezouten vis controleerden op kwaliteit. Ook gingen zij na of er voldoende kwalitatief zout was gebruikt. Stuurlieden die de kwaliteitsnormen overtraden, werden allereerst door het gilde tot de orde geroepen. Hielp dit niet, dan greep de stedelijke overheid in. Bij allerlei infrastructurele werken was het vissersgilde direct betrokken. Soms trad het gilde op als initiatiefnemer, soms als adviseur. Tijdens oorlogssituaties werden de kapen en bakens in de duinen van Schouwen altijd op last van de Staten van Zeeland verwijderd om te voorkomen dat de vijand makkelijk naar Zierikzee zou kunnen zeilen. Na afloop van een oorlog deed het vissersgilde er dan alles aan om het herstel te bespoedigen. De verzanding van de haven was een ander onderwerp dat binnen het gilde veel aandacht kreeg. Verzoeken om dit te voorkomen werden bij het stadsbestuur ingediend. In 1629 namen deken en ommegangers samen met leden van de magistraat en het schippersgilde deel aan de 'oculaire inspectie' van de Nieuwe Haven die dreigde dicht te slibben. Het advies van het vissersgilde was de haven verder te vernauwen om een betere doorstroming te krijgen en met een mol de havenbodem voortdurend los te woelen. Voor andere vissersgilden en voor het Hollandse College van de Grote Visserij waren deken en ommegangers het aanspreekpunt in kwesties over gemeen schappelijke kwaliteitsbewaking van de Zeeuwse en Hollandse haring. Haring die voor Sint-Jan (24 juni) werd gevangen, was meestal van slechtere kwaliteit clan later gevangen haring. Het Hollandse visserijcollege drong er bij de Zierik zeese gildenbestuurders keer op keer op aan dat zij niet toestonden dat vissers voor Sint-Jan hun netten uitgooiden. Vroeg-gevangen haring was van slechte kwaliteit, zorgde voor lage prijzen en was slecht voor de Nederlandse haring- handel. Via de deken en de stadsbestuurders werd de startdatum van de haring vangst ter beslissing aan de Staten van Zeeland voorgelegd. Niet het gilde of de magistraat van Zierikzee, maar de Staten beslisten in dit soort zwaar wegende zaken. Het visserijbedrijf was een wisselvallige bedrijfstak, waarin de behaalde bedrijfs resultaten sterk afhankelijk bleven van factoren die men zelf niet kon beïnvloe den. Jaren met grote vangsten werden afgewisseld door slechte jaren. Oorlogs situaties leidden soms tot vaarverboden of tot grote schadeposten doordat vissersschepen werden opgebracht of tot zinken gebracht. Samen met het stads bestuur trachtte het vissersgilde dan stimuleringsmaatregelen te realiseren, zodat de visserij en de daarbij behorende werkgelegenheid voor Zierikzee behouden bleef. Vaarpremies werden toegekend, visserijbelastingen werden gereduceerd en aanbouw van nieuwe vissersschepen met subsidies gestimuleerd. In de negentiende eeuw nam de Zierikzeese gemeenteraad de taak van het vis- 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 35