verneur van Zeeland was er ten diepste van overtuigd dat dit sociaal en econo misch gezien zeer wenselijk was. Toch besloot koning Willem I anders. In okto ber 1818 schafte hij de oude gilden definitief af. Twee jaar later, op 26 juli 1820, ondertekende hij een Koninklijk Besluit waarin de liquidatie en vereffening van de overgebleven fondsen, effecten en andere bezittingen van de voormalige gil den werden geregeld. Zij die zich nog met dit beheer bemoeiden, werden gelast zo spoedig mogelijk hun administraties aan de stadsbesturen over te dragen. Van de opbrengsten mochten inschrijvingen in het Grootboek der Nationale Werkelijke Schuld worden aangeschaft. In Zierikzee werd deze regelgeving strikt opgevolgd. Het nog aanwezige gilclenbezit werd aan het Burgerlijk Armbestuur gegeven, die het voor het Burgerweeshuis bestemde. Uit de boedel van Cornelis van Borrendam werden de effecten van het voormalige Sint-Pietersgilde ter waarde van zeshonderd gulden aan het Burgerweeshuis overgedragen. De stedelijke ont vanger werd gelast de verschuldigde administratiekosten nog aan de weduwe van Van Borrendam uit te betalen. Tot in de jaren dertig van de negentiende eeuw ontving het Burgerweeshuis nog inkomsten van effecten die afkomstig waren van het voormalige Sint-Pietersgilde. Hiermee bleef één oude gildentaak, de zorg voor wezen, jaren na de opheffing van het Sint-Pietersgilde toch nog bestaan. Een betere bestemming had de 'erfenis' van het vissersgilde niet kunnen krijgen. Betekenis In eerste instantie behartigde het College voor de Grote Visserij de belangen van de visserijbranche in Vlaanderen, Zeeland en Holland. Aan het einde van de zes tiende eeuw veranderde dit bovengewestelijke visserijcollege in een puur Hollandse instelling. In Zeeland kwam zo'n soort college echter niet van de grond. De reeds bestaande vissersgilden vulden dit vacuüm op. Voor de lokale overheden en voor de Staten van Zeeland werden zij inzake visserijkwesties de belangrijkste gesprekspartners. Met name het Zierikzeese vissersgilde vervulde deze rol uitstekend. Zowel de haringvisserij als de visserij op gezouten en verse vis rekende het vissersgilde tot zijn werkingsgebied. In samenspraak met het stadsbestuur slaagde het gilde erin het vissersbedrijf voortdurend in de aan dachtssfeer te houden. Het Sint-Pieters- of vissersgilde was daardoor eeuwenlang de belangenbehartiger van de Zierikzeese vissers bij uitstek. Noot 1. Eén pond Vlaams 20 schellingen 240 penningen 5760 mijten. Een ander woord voor pen ning is een groot. Eén pond Vlaams is ongeveer zes gulden 2,67). Gebruikte bronnen: Gemeentearchief Schouwen-Duiveland te Zierikzee Archieven van de Ambachtsgilden van Zierikzee, inv.nrs. 236-239- Stadsarchief Brouwershaven, inv.nr. 78. Stadsarchief Zierikzee, inv.nrs. 2, 59, 61, 96, 106. Archief van het Burgerweeshuis te Zierikzee, inv.nrs. 1055, 1095. Gemeentearchief te Vlissingen Stadsarchief Vlissingen, inv.nrs. 175, 245, 5034. Zeeuws Achief te Middelburg Stadsarchief Veere, inv.nrs. 169, 311, 1546. 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 37