holten, door hem 'sinus' genaamd, het maagdarmkanaal, de urinewegen en de
geslachtsorganen. Aan de orde komen de distensio (overmatige uitzetting), de
anastomosis (physiologisch en pathologisch met fistelvorming), de diapedesis
(doorlekking), dieiresis (scheuring), obstructio, obstipatio, contractio en concre-
tio, met de veroorzakende invloeden via de weerstand der vezels (fibrae) en de
hoedanigheden der vloeistoffen (fluïde). Hij steunt in zijn betoog op F.Ruysch,
Boerhaave, Stalpart van der Wielen, Ramazinni, Van Swieten en Sydenham'.
Poëzie
Na zijn studietijd heeft hij blijk gegeven van een zekere voorliefde voor poëzie.
In 1761 schreef hij De Vier jaargetijden en De liefde van Psiche en Kupido. Zijn
Over het schooit in de poëzie kwam in 1771 uit als deel 3 van de Werken van de
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Van deze organisatie is hij één der
eerste leden geweest. Hij heeft bij haar ontstaan uit een leesgezelschap, getuige
zijn briefwisseling met de organisatie en haar voorzitter, een stimulerende invloed
gehad.
In de jaren 1772,1774 en 1779 verschenen te Zierikzee bij J. de Kanter de drie
delen van zijn Dichtlievende Uitspanningen. Deze, geschreven in een neo-classi-
sistisch-romantische stijl, bevatten religieuze, morele en natuurkundige bespiege
lingen, naast dichtstukken over lotgevallen van Nederland en Zierikzee, naast de
meerederij meekrapteelt), oesternering en haringvisserij. Deze laatste zijn toen
in Zierikzee bijzonder gewaardeerd en ook nu nog lezenswaard5.
Physico-theologie
Naast zijn poëtische voorliefde toont Macquet een 'verlichte' zienswijze met
belangstelling voor de physico-theologie in zijn Verhandeling over de Bijbelsche
ziekten en eenige andere gevallen, die in de Heilige Schriften voorkomen en door
de Geneeskunde licht ontfangen. In het voorwoord erkent hij dat de inhoud,
althans ten dele, is ontleend en bewerkt naar De Sacris Morbis van Dr. Richard
Mead. Hij zegt verder, dat men in zijn eeuw 'oude vooroordelen en ijdele woor-
dentwisting heeft verlaten en op vaste proeven en zuivere redeneringen de
Natuur- en Geneeskunde is gaan beoefenen', waardoor in 70 jaren meer vooruit
gang is gemaakt dan in alle voorgaande eeuwen". Hij voegt hieraan nog toe:
'Sinds men het juk der barbaarse onwetendheid heeft afgeworpen, kreeg ook de
Godsdienst meer luister en aanzien. Men kan nu de aanwezendheid van een
Opperwezen en de Goddelijkheid der Heilige Schriften zonder tegenspraak
bewdjzen. De hedendaagse Natuurkunde verschaft fraaie zaken tot opheldering
en bekrachtiging van Gods boek.' Het 138 bladzijden tellende werkje geeft op
populaire wijze zijn mening over enige in de Bijbel genoemde ziekten, de onster
felijkheid in het Paradijs, de boom van de kennis van goed en kwaad en de
boom des levens. Macquet beschrijft verder de lepra in de toen bekende facetten
Alphos, Melas en Leuke, de vormen toen gekend bij de Arabieren, Grieken en
Joden. Hij twijfelt aan de diagnose melaatsheid bij de ziekte van Lazarus, maar
kent deze wél toe aan de ziekte van Job, deze echter gelijkstellend aan 'schurft of
krawadije'. Hij beschrijft Sauls agressieve door Davids harpspel kalmerende
melancholie en de 'dolheid' van koning Nebukadnezar, die zichzelf een wolf
waande. Volgens Macquet waren het wormen, die Herodes kwelden en niet lui
zen", zoals anderen meenden.
Vrij uitvoerig beschrijft hij het bedrog van koning Saulus door het buiksprekende
38