Sociëteit en schutterij De strijd tussen patriotten en prinsgezinden is in Zierikzee, evenals elders, er vooral ook een geweest om de macht over de schutterijen. De stad had vanouds een in vier vendels verdeelde schutterij. Bij het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog in 1780 bleek dat de schutterij erg was verwaarloosd. Op initiatief van de gegoede burgerij werd op 20 augustus 1784 een 'samenkomst tot den wapenhan del' belegd met als doel een goeclgeoefende schutterij te verkrijgen en "overhe den en voorrechten te beschermen en beschutten". De prinsgezinden leidden uit deze doelstelling af dat de wapenoefening meer gericht was op beveiliging tegen binnenlandse dan buitenlandse vijanden en lieten de wapenhandel varen. De meest-geoefende burgers zonderden zich nu van de schutterij af in een bijzonder genootschap met de zinspreuk 'Voor Eendracht en Vrijheid'. De oprichting leidde tot scheuring en verdeeldheid onder de burgerij en onder de oude vendels. Om de onenigheden en partijschappen uit de weg te ruimen werd het genootschap op 25 juni 1787 in een bataljon schutterij genaamd de 'Nieuwe Schutterij' veran derd en werden de oude vendels ook tot een bataljon geformeerd. De verwach ting was dat een gelijke wijze van inrichten van beide bataljons gunstig op de animositeit zou inwerken. Drie dagen na de oprichting van de 'Nieuwe Schutterij' vond de eerder vermelde aanhouding van de echtgenote van Willem V plaats, waarna de Pruisische reactie er onder andere toe leidde dat de schutterijen werden afgedankt. De machtswis seling in Zierikzee ging gepaard met wat niet minder dan een ramp voor de stad genoemd moet worden: Orangisten en meelopers gaven zich over aan plunde ring van huizen, verwoesting van inboedels en inslaan van ruiten. Van 73 huizen werd de gehele inboedel gestolen of vernield, in 19 huizen een deel van de inboedel en van 24 huizen werden de ruiten ingeslagen. Het volk stroomde samen bij de woning van Dr. Pieter de Jonge, een prinsgezinde regent, om een nieuw stadsbestuur te eisen. Aan die eis werd tegemoetgekomen. Men hield ken nelijk min of meer een indeling aan van 'foute' en 'goede' personen uit de intel lectuele en uit de regerende stand, want uit die kringen kwam weer een deel van het nieuwe stadsbestuur. Uit deze kringen kwamen deels ook de officieren van de 'Nieuwe Schutterij', zoals de commandant H.S. van Meurs, die pensionaris honorair van de stad was. Het is waarschijnlijk dat de mannen die een in trek komend koffiehuis aan de Appelmarkt bezochten ook tot deze kringen behoor den: De toenmalige koffiehuishouder, Coenraad Visser, gaf in 1772 aan de Raad te kennen dat hij "ten verzoeke van de gedistingueerste ingezetenen wel genee- gen zoude wezen, ten zijnen voorzeide Huyze te laten opregten eene Sociëteit off Avondbijeenkomst", een verzoek dat werd toegestaan. Tussen beide cate gorieën (schutterij-officieren en koffiehuisbezoekers) zullen standsovereenkom sten en dus ook wel belangenovereenkomsten hebben bestaan. Er zou sprake geweest kunnen zijn van een relatie tussen de twee categorieën op puur per soonlijk vlak. Dit is van belang met betrekking tot de vraag in hoeverre waarde gegeven kan worden aan het bekende, steeds opnieuw doorgegeven verhaal dat de sociëteit 'De Vereeniging' anno 1802 voortgekomen zou zijn uit een door de Franse bezetter verboden schutterij. Waarschijnlijk berust dit verhaal op een vervlogen herinnering aan het in de vorige paragraaf vermelde 'bedanken' van onder andere de 'Nieuwe Schutterij' en aan een sociëteit van 'heren' in het koffiehuis op de Appelmarkt. Het ligt niet voor de hand dat het zou hebben kun nen gaan om een door de Franse machthebbers in 1795 of later verboden 70

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 72