didaat-)notarissen, bankdirecteuren en een enkele leraar. Buitenlandse gasten
van 'Koninklijke Zeelandia b.v.' werden ook naar de sociëteit meegenomen. De
pagina's over de jaren 1948, 1949 en 1950 bevatten reeksen van namen van
toneelspelers en toneelspeelsters. Dames waren als eenmalig geïntroduceerde
welkom. Soms ook kwam een echtgenote met haar geïntroduceerde man mee.
Maar naarmate de decennia verstreken werd de sociëteit steeds minder een plek
waar tijdelijk in Zierikzee verblijvende personen (b.v. vertegenwoordigers) op af
kwamen of waarheen men zijn gast mee naartoe nam. Introductie is louter een
voorstadium voor een eventueel lidmaatschap geworden. Verwonderlijk is dat
niet: de sociëteitsbijeenkomsten zijn beperkt geraakt tot één namiddag van
anderhalf a twee uur per week.
Het regelement van 1802 stelde dat niemand tot de sociëteit toelaatbaar was
alvorens, met kennis van de commissarissen, door één der leden te zijn voorge
dragen, "ten welke Eynde desselvs Naam geduurende Agt daagen zal worden
opgehangen, met bijvoeging van de Naam, van diegeene der Leeden, welke den-
selve heeft voorgedraagen". Om als lid te worden toegelaten was de goed
keurende stem van drie vierde der bij de ballotagebijeenkomst aanwezige leden
vereist. De ballotageprocedure is in later jaren niet essentieel gewijzigd, zij het
dat de sociëteitsleden sinds vele jaren vóór de stemming een aankondiging en
een stembriefje thuisgestuurd krijgen. De stembriefjes worden in een stembus
verzameld, zodat geheimhouding gegarandeerd is. Doordat adspirant-leden
moeten worden voorgedragen komen nieuwe leden uit kringen die voordra
gende sociëteitsleden bekend zijn. De samenstelling van het ledenbestand is
gevarieerd en loopt momenteel uiteen van, meestal gepensioneerde, directeuren
en managers uit het bedrijfsleven, bankdirecteuren, belastinginspecteurs, hogere
politiefunctionarissen, burgemeesters, advocaten, (waterstaat)ingenieurs, land
bouwers, personen uit de medische hoek (arts, tandarts), uit de bouwwereld
(architect, directeur openbare werken) en uit de koopvaardij (kapitein, hoofd
werktuigkundige), tot een enkele leraar, socioloog en landinrichtingsdeskundige.
Tweehonderd jaar geleden werd een begin gemaakt met 33 'intekenaren'; na
honderd jaar bedroeg het ledental 89 waaronder 32 buitengewone lidmaatschap
pen. Op heden zijn 41 personen gewoon lid, drie buitengewoon en vier erelid.
Vanaf het jaar 1917, met in totaal 74 leden, gleed het aantal leden in een versnel
lend tempo af naar 38 leden in totaal in 1933. De verslechtering van de
economische omstandigheden deed zich duidelijk voelen. De invoering van een
duurtetoeslag op de contributie (eenmalig in 1924, daarna in de periode 1933-
1941) was geen aanmoediging tot het lidmaatschap. Langzaam trok het ledental
weer aan tot in 1965 een maximum van 76 leden werd bereikt. Vanaf 1969 trad
weer een daling in, waarvan in 1990 met 40 leden de bodem werd bereikt, even
diep als in de jaren dertig. De notulen van de algemene vergadering van 21 april
1955 vermeldden verheugd een "grote toevloed van nieuwe leden": 17 in getal.
Het ging hier echter voornamelijk om een toename van het aantal buitengewone
lidmaatschappen onder invloed van de deltawerken, die de teruggang van het
aantal van deze lidmaatschappen niet blijvend beïnvloedde.
Vergroting van het aantal leden en stimulering van de wekelijkse opkomst waren
en bleven voortdurende bestuurszorgen. Alweer in september 1956 werd de
noodklok geluid. De notulen van de op de 14de van die maand gehouden
algemene vergadering geven een kritische beschouwing van twee prominente
leden weer: Het is niet gelukt om ook op de dinsdagmiddag sociëteit te houden.
78