Pachters, bedienden, boden en een pendule-opwinder De sociëteit begon haar bestaan als huurder van een kamer in het koffiehuis van Frederik Smith aan de Appelmarkt. Deze Smith was een der slachtoffers van het oproer van 24 september 1787. Van oorsprong was hij pruikenmaker, parfumeur en winkelier in galanterieën. Zijn twee panden aan de Korte Sint Janstraat wer den geheel geplunderd. Misschien was dat voor hem een reden om voor een andere inkomstenbron te kiezen. Smith nam op zich te zorgen voor de nodige meubels in de sociëteitskamer en voor vuur, licht en 'de gewone winterverversin- gen', alsmede voor schaak-, dam-, en tocqueville-borden, een biljart, kaarten en 'een behoorlijke oppassing'. Voorts zouden op zijn kosten aanwezig zijn: de Haarlemse, Rotterdamse, Bataafse en de Zierikzeese kranten. Tot 1855 bleef de situatie ongewijzigd. Het 'Concordia'-gebouw werd toen verkocht, de sociëteit verhuisde naar de Oude Haven en de laatste kastelein van het etablissement, Wilhelmus Zandvoort, verhuisde mee. Onduidelijk is gebleven wanneer het sociëteitsbestuur de directe regie over het buffet aan een pachter uit handen gaf. Rond 1900 is een zekere J. Cazemier als pachter actief, in 1902 opgevolgd door C. Weijtingh en in 1903 door F.C. van Meteren, die in 1898 het 'Concordia'-gebouw had gekocht. Hij was ook pachter van de Concertzaal. In 1912 werd hij in de sociëteit opgevolgd door Sj. de Vries, die in 1915 van Van Meteren ook het 'Concordia'-gebouw overnam. In 1916 en 1917 trad R Sipkes op en per 1 mei 1925 werd J. de Vries pachter van het buffet. De situatie veranderde geheel na de verkoop van het sociëteitsgebouw aan de N.V. 'De Concertzaal' en het met die N.V. aangaan van een huurcontract per 1 oktober 1947. Een van de bepalingen van het contract stelde de exploitatie van de sociëteitszaal uitsluitend in handen van N.V. 'De Concertzaal', inclusief de exploitatie van het buffet. De 'Concertzaal' zorgde ook voor de aanwezigheid van een bediende. De sociëteit heeft lang zelf een bediende in dienst gehad. Eén van hen, J.C. Bogers, hield het 35 jaar lang bij de heren uit (van 1877 af). Hij droeg een livrei (broek en jas), waarvan de jaarlijkse reparatiekosten en de somtijds niet te vermijden vernieuwing voor rekening van de sociëteit kwamen. Zijn loon werd per week uitbetaald. Daarnaast maken de kasboeken melding van uitgaven voor het schoonmaken van en toezicht houden op het gebouw. Voor het eerste is W. van As een nog welbekende naam en voor het tweede de gemeenteopzichter F. Houtkamp. Een ruim gebruik werd gemaakt van boden, ook nog in de naoor logse jaren, tot aan 1972 toe. Bewaard gebleven namen zijn: A. Tabernee (ver meld voor 1899 en 1912); W. Boot, Roskam, Van Burgh (o.a. 1952/1953); Van Veldhoven, die in 1961 zelfs zijn lZ'A-jarig jubileum vierde. Boden werden ondermeer ingezet voor het rondbrengen van circulaires en het innen van con tributies. Tenslotte was er dan de horlogemaker F. Capelle: hij ontving jaarlijks vijf gulden voor het opwinden van de sociëteits-pendule. Zonder en met dames Artikel 3 van het Reglement van 1802 bepaalde: "De Leeden zullen alleen by den anderen koomen, desavonds van Vyf Uuren op alle daagen des Jaars, de Zondag, gewyde Feesten en Beedendaagen uytgezondert". De heren konden hun uren, behalve aan gezellige kout, besteden aan het 'Lotte Spel', het 'Schaake Spel', het 'Enphilade Bord', aan het kaartspel, maar ook aan een partij 'Carambole a la Ronde' en 'Parthie Blanche' op het biljart. Wanneer men 'Pot' speelde betaalde men l'A stuiver per bal en bij spelen op z'n 'Engels a la guerre' betaalde men 80

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 82