Toch kan men via zo'n microstudie bepaalde patronen ontdekken. Schouwen- Duiveland kende in deze periode weinig groei. In 1900 was het inwonertal 23.105 en eind 1920 bedroeg dit 24.450. Dit was een groei van 1345 personen, ofwel 5.8 Eerst zal een kwantitatief beeld van de emigratie worden geschetst. Als we de emigratie naar de Verenigde Staten uit Schouwen-Duiveland vergelijken met andere Zeeuwse gebieden, zien we een afwijkend beeld. Schouwen-Duiveland kende een piek tussen 1839-1858 (27.2 daarna een geleidelijke afname en een scherpe daling na 1900 (4.6 Tussen 1900 en 1920 emigreerden er 366 personen, bestaande uit 52 gezinnen (90 volwassenen en 141 kinderen) en 135 alleengaanden.3 Schouwen-Duiveland volgde dus de algemene trend betreffende het grote aandeel alleengaanden (60 De voorafgaande tabel laat de verspreiding over de verschillende jaren en in de diverse plaatsen zien.Ook Schouwen-Duiveland toonde een emigratiegolf tot ongeveer 1913, met 1903 als een absoluut dieptepunt en 1906 als een topjaar. De meeste emigratie vond glo baal genomen plaats tot 1908. Alleen in Zierikzee zien we een latere emigratiepe riode die liep tot 1913. Dit had waarschijnlijk te maken met de beroepsstructuur van de Zierikzeese emigranten. Elke sector had een eigen emigratiepatroon. Van de 225 volwassen emigranten gaven er 179 een beroep op. Een groot deel uit Zierikzee gaf zelfs een combinatie van twee of meer beroepen op, wat een teken van armoede was: men had aan één beroep niet genoeg en moest bij verdienen door middel van nog een baantje. De meeste emigranten kwamen echter uit de landbouw; 12 boeren en 59 landarbeiders. De meeste landbouwers kwamen uit Zierikzee, namelijk 7 en de meeste landarbeiders kwamen uit de Westhoek. Uit Haamstede 20, uit Burgh 11 en uit Renesse 6. En van degenen die alleen arbeider of werkman opgaven, waren er waarschijnlijk ook veel werkzaam in de landbouw. Emigratie uit twee landbouwgebieden Zoals we zagen was er een verschil tussen deze twee landbouwgebieden. Op de zeeklei was men al in de 19de eeuw overgegaan op een nieuw product, maar in de Westhoek gebeurde de invoering van nieuwe culturen pas rond 1900. Ook de ontsluiting door middel van de tram vond hier later plaats. We zullen ons concentreren op twee verschillende gebieden binnen Schouwen- Duiveland. De nadruk hierbij zal liggen op de economische situatie en op groeps- en kettingemigratie. Zeekleigebied: Oosterland centraal Oosterland groeide in de periode 1900-1920 met 20 en had in dezelfde periode 42 emigranten, zeven gezinnen (12 volwassenen en 26 kinderen) en vier alleen gaanden. De meeste emigranten vertrokken in de jaren 1905 en 1906. Volgens de verslagen van de gemeente waren 1905 en 1906 geen slechte jaren. De meest verbouwde producten waren suikerbieten, tarwe en aardappelen. Er vertrokken drie veldarbeiders en één veldarbeider die tevens winkelier was. Ook vertrokken er een kleermaker en nog een winkelier en tweemaal werd als beroep arbeider/ arbeidster opgegeven. Het feit dat er geen enkele boer wegging was wellicht een teken dat het voor de boeren op de zeeklei inderdaad een gunstige tijd was. Hoe was nu de onderlinge verhouding tussen de emigranten uit Oosterland? Zijn er bepaalde verbanden te zien en hebben ze elkaar misschien beïnvloed? Er zijn 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 92