Pieter Thijse vertrok op 13 april naar Kalamazoo. Hij had twee broers die hem voor waren gegaan. Adriaan Thijse was al in 1900 vertrokken naar Amerika en was toen nog maar 17 jaar oud. De andere broer. Jan vertrok in 1904. Of de drie broers dezelfde bestemming hadden is niet bekend. De twee andere vrijgezellen, Jan Cornelis Speelman en Adriaan de Glopper gingen beiden op dezelfde dag weg, op 18 maart 1911 en ze gaven allebei Kalamazoo op als bestemming. De broer van De Glopper, Jan Adriaan vertrok een paar jaar later, in 1914 en ook hij ging naar Kalamazoo. Vier alleengaanden gingen dus hiernaar toe en twee naar Truita (Colorado), want behalve Cornelis Straaijer was in 1910 Leendert Jan Fondse daar naartoe geëmigreerd. Zijn zus ging in 1921 ook naar Amerika. Een andere vrijgezel noemde als einddoel Paterson (New Jersey) en alle anderen gaven geen nadere bestemming op. Er waren nog twee broers die naar de Verenigde Staten gingen. Jan Bakker ver trok in 1904 en Pieter Johannes in 1906. En deze laatste vertrok weer op dezelfde dag als Adriaantje Wilhelmina Kostense, één van de twee dienstboden die naar de Verenigde Staten ging om daar te trouwen. Ook in Burgh zien we dus ver schillende broers emigreren, zelfs bijna de helft van alle alleengaanden, namelijk zeven van de vijftien alleengaanden en we zien ook een aantal personen die op dezelfde dag vertrokken. Het derde dorp in de Westhoek waarvan de emigratie nader bekeken wordt is Renesse. Dit dorp was rond 1900 ongeveer even groot als Burgh, maar kende wel een groei van 11 De meeste emigranten vertrokken hier al vroeg, in 1901, gevolgd door de jaren 1905/1906. We bekijken de landbouw in 1900 en 1906, omdat een groot deel van de emigranten werkzaam was als veldarbeider en omdat in deze periode de meeste emigratie plaats had. In 1900 bestond Renesse uit 473 ha woeste gronden, duinen en strand. Er was 70 ha bos en in verhouding heel weinig bouwland, slechts 89 ha. Wei- en hooiland besloegen samen 136 ha. In 1900 lagen de opbrengsten beneden het gemiddelde. De duingroncten hadden geleden onder de droogte en ook de konijnenplaag nam weer toe. In Renesse waren de meest geteelde producten rogge, haver en lupine. Het jaar 1906 gaf een optimistischer beeld van de economische situatie en na dit jaar waren er ook minder emigranten. Nu was de oogst bevredigend, gronden werden ontgonnen voor de teelt van lupinen, bloembollen en Oost-Indische kers. Helaas bleef de konijnenplaag voortduren. Ook werden er hoge prijzen gemaakt in de veeteelt. Weidegronden hadden een groot aandeel in het totaal. In de periode 1900-1907 waren er 24 emigranten en in de periode 1908-1914 nog maar zeven. Hierna was er geen emigratie meer. Deze emigranten bestonden uit zes gezinnen en zeven alleengaanden. Deze verhouding was dus heel anders dan in Burgh, een vergelijkbaar dorpje. In 1901 vertrokken er twee gezinnen, samen al 13 personen van de 31 emi granten. Tussen een gezin en een alleengaande kunnen we alleen op grond van data een verband leggen. Jan Brandenburg had zich samen met zijn vrouw op 19 oktober 1911 uit Dubbeldam in Renesse gevestigd en was geëmigreerd op 30 november 1911. Als bestemming gaf hij Chrondler op. Op dezelfde datum was Balthazar Stoel ook uit Dubbeldam gekomen en hij vertrok eveneens op 30 november 1911. Hij had als bestemming Chandler (Minnesota). Dit lijkt mij dezelfde bestemming, het verschil is waarschijnlijk een schrijffout van de amb tenaar. Deze Jan Brandenburg was een broer van Rogier, Marina Hendrika en Maatje Brandenburg die we tegenkwamen in Haamstede. 94

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2002 | | pagina 96