Een andere bepaling was dat een huis van dergelijke grootte niet ten goede mocht komen aan een éénpersoons huishouden. Mocht een slachtoffer alleenwonend geweest zijn in een verwoest huis dan zou het toch mogelijk moeten zijn dat een ander lid van de familie met een gezin inwonend zou worden. Dit is later op grote schaal gebeurd, vooral de combinatie weduwe met zoon of dochter met een gezin was een gewilde oplossing. Ook de combinatie timmerman met een broer die landarbeider was en een zuster van die twee kwam voor. Het was de burgemeesters niet geheel duidelijk wrelke rampslachtoffers geplaatst mochten worden in een geschenkwoning. Hadden alleen bewoners wier huizen verwoest of onherstelbaar beschadigd waren recht op een geschenkwoning of ook bewo ners wier huis alleen in liet water had gestaan? Ze kregen een wat tweeslachtig antwoord. Een citaat hierover uit de vergadering: De heer Van Emden antwoordt dat bet de uitdrukkelijke wens van de buitenlandse schenkers is dat een huis slechts wordt toegewezen aan iemand die zijn huis is kwijtgeraakt. Hoewel spreker begrip heeft voor de moeilijkheden die plaatselijk kunnen optreden en deze heeft voorgebracht bij de schenkers, is en blijft het een zwaar verankerd internationaal Rode Kruisprincipe, dat men iets geeft aan iemand 'die iets is kwijtgeraakt'Het laatste is weer voor velerlei uitleg vatbaar. Er waren burgemeesters die zich grote zorgen maakten over de extra kosten die de geschenkwoningen met zich mee zouden brengen als deze ook toegewezen moesten worden aan niet-eigenaren, dus huurders. De meeste mensen zouden de huur wellicht niet op kunnen bren gen. Burgemeester Rijnders van Middelharnis nam het voor deze groep op. Hij sprak aldus: 'De Ramp heeft ons geleerd dat een groot aantal woningen dat voor de ramp al oud en versleten was, nu de laatste klap heeft gekregen en verloren is gegaan, waardoor de minst draagkrachtige wijk van zwak sociale gezinnen in de grootste nood op dit gebied verkeert. Het is de bedoeling van het buitenland de slachtoffers in het rampgebied zo goed mogelijk te helpen en deze categorie heeft wat het huisvestingsprobleem betreft het meest behoefte aan een woning waar zij zo snel mogelijk in kunnen tegen een huur die zij kunnen betalen'. Rijnders doet een beroep op de directie van het Rode Kruis dit met de nodige souplesse te mogen behandelen. Hij vreesde dat anders de allerzwaarst getroffenen niet konden profiteren van deze huizen, hetgeen toch niet de bedoeling van de schenkers kan zijn. Hij hoopte daarom dat de huur niet veel hoger kwam te liggen dan waaraan zij normaal gewend waren. De meeste gemeenten reageerden anders. De huizen hadden een flink stuk grond, groter dan een gemiddelde Nederlandse nieuwbouwwoning. Dit bracht met zich mee dat dit doorberekend moest worden in de huurprijs. De huizen moesten op last van de brandweer op een bepaalde afstand van elkaar gebouwd worden vanwege eventueel brandgevaar. Die afstand was voor iedere gemeente anders, de kleinste afstand is echter vijf meter. Heel anders ging het met de van regeringswege geschonken woningen. Regeringen hoeven zich niet te houden aan reglementen zoals het Rode Kruis die hanteert en de gemeenten die regeringswoningen kregen waren in principe niet gebonden aan allerlei voorschriften omtrent de verdeling. Toch werd er in de vergadering gezegd dat voor de regeringshuizen dezelfde voorwaarden wenselijk waren. Dat gebeurde niet en dat heeft tot de nodige schandalen geleid. De bevolking van het Noord-Brabantse dorp Sleeuwijk vond het wel erg frappant dat de vier Noorse regeringswoningen aldaar allen toegewezen werden aan onder- 99

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 101