wijzend personeel. Een probleem vormde de tijdelijke bewoning, hierbij werd gedacht aan boeren die alles in de golven hadden zien verdwijnen. Zij zouden tijdelijk zo dicht moge lijk bij hun landerijen moeten kunnen wonen tot hun bedrijf weer opgebouwd of hersteld was. Het bestuur van het Rode Kruis was hier niet blij mee maar wilde uitzonderingen maken. Mondelinge bronnen uit Renesse vertellen dat dit met de regeringswoningen in dat dorp inderdaad gebeurd is, overigens met toestemming van minister Algera. In verscheidene woningen aldaar hebben ongeveer een half jaar boeren gewoond. Hoe goed de bedoeling van een organisatie als het Rode Kruis is, kwade geruchten doen op den duur de ronde. Zo gaat het hardnekkige gerucht dat 'ergens' in de bossen een woning als vakantiehuis gebouwd is voor 'iemand' die hoog geplaatst was of een dubbele naam had. Niemand kan echter vertellen of het 'verdwenen' huis een Noors, Zweeds, Deens, Fins of Oostenrijks huis is. Dubbele Zweedse woningen aan de Sandströmstraat te Oosterland. (Coll. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee). Eindverantwoording van de Noorse woningen Aan het Ministerie van Financiën werd de volgende eindverantwoording afgelegd: 100

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 102