Perikelen rond de extra kosten en het voorkomen van winstbejag
Ir. H. Sangster, architectonisch adviseur van het hoofdbestuur van het Neder
landse Rode Kruis vond dat het vanuit bouwkundig oogpunt gezien het beste
was om de huizen zoveel mogelijk in groepjes of straatjes bij elkaar te plaatsen.
Dit is inderdaad gebeurd. Er is wel geschoven en gepuzzeld. In sommige bestem
mingsplannen die als eerste verschenen, stonden Noorse en Zweedse huizen
broederlijk naast en door elkaar gepland. Houten huizen waren houten huizen of
ze nu Zweeds, Deens of Noors waren! Toch vond men dit architectonisch onver
antwoord en werd uiteindelijk het Noorse bij het Noorse, het Zweedse bij het
Zweedse etc. geplaatst. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het inderdaad rustieke
pleintjes en straatjes geworden zijn. Zelden wordt een geschenkwoning gezien
die zomaar ergens alleen tussen traditionele Nederlandse stenen woningen is
geplaatst.
De kosten van de fundering en de percelen grond zorgden ook voor een pro
bleem. In principe moesten die door de eigenaren van de verwoeste huizen zelf
betaald worden. Maar ingenieur Broersma, hoofdingenieur-directeur bij het
Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisvesting, had een mogelijkheid voor
vergoedingen: de 'ontwerpwet op de watersnoodschade'. Hoewel deze wet op
het tijdstip van de verwachtte vergadering in de Rolzaal nog niet aangenomen
was, dacht ingenieur Broersma dat zo'n 80% van de kosten vergoed zou kunnen
worden. Later is de wet inderdaad aangenomen en de gemeenten en de eigena
ren kregen een flinke bijdrage in het leggen van de fundering, de aanleg van rio
lering, waterleiding, electriciteit en grondkosten.
Tevens werden de ontvangende gemeenten in de gelegenheid gesteld een subsi
die aan te vragen voor het extra onderhoud aan de huurwoningen voor ten
hoogste 50 jaar. Voor de Noorse en Zweedse woningen bedroeg de subsidie in
1954 fl. 70,00. Hiermee wordt de stelling van vele woningbouwverenigingen, dat
het maar noodwoningen zijn, weerlegd. Het zijn volwaardige woningen, in de
landen van herkomst meestal bestemd als boerenwoning. De term noodwoning
is helaas een bijna onuitroeibaar begrip geworden. De geschenkwoningen werden
in de meeste gevallen niet geplaatst op de grond waar de verwoeste huizen stonden.
Procedures van landaankoop van de boeren en particulieren volgden. Het verzet
van de grondeigenaren liep soms hoog op en onteigeningsprocedures waren niet
zeldzaam. Het ministerie hield ook rekening met de slimmeriken onder de nieu
we eigenaren. Natuurlijk hadden de mensen dringend behoefte aan woonruimte
en ook al stond zo'n houten woning je niet aan, je trok er toch in, want een dak
boven het hoofd is belangrijk. Maar eenmaal de financiële zorgen van de Ramp
te boven gekomen, zouden er mensen op het idee kunnen komen het huis bin
nen korte tijd te verkopen om weer in een traditioneel stenen huis te gaan
wonen. De toekomstige bewoners moesten een contract tekenen dat ze de
geschenkwoning voor minstens drie jaar zouden bewonen. Eerdere eigendoms
wisseling door bijvoorbeeld overlijden of ernstige ziekte van de hoofdbewoner
moest ter goedkeuring aan het bestuur van het Rode Kruis voorgelegd worden.
Er is onder sommige mensen nog steeds discussie over de vraag of er nu wel of
geen huur betaald moest worden. Omdat het geschenkwoningen zijn zou het
innen van huur in feite niet terecht zijn. De huurprijs was in feite een pachtsom
waarmee de grond rondom het huis betaald werd en een klein deel van die
huurprijs zou alleen de fundering gelden. Hoe dit echter precies geregeld was, is
in de archieven en andere geschreven bronnen niet terug te vinden.
102