'k Zou dat toch ma nie doe' meende Stoutjesdijk, 't waeter komt noe op öngs of. Bluuf ma thuus!' Dat was niet teveel gezegd. Piet, die kort tevoren nog over een droge Weststraat was gegaan, ontdekte hoe die inmiddels blank stond. Snel probeerde hij zijn gezin, naburige familie en de overburen te wekken. Het was minutenwerk. Intussen steeg het water onrustbarend snel. De bruggetjes van de buren dreven al weg, terwijl straat, slootjes en erven één watervlakte werden. De twee dampalen die het aarden dammetje vóór huize Peute markeerden, waren voor de vluchtende familie welkome bakens in zee. Piet wist wat hij wilde: 'M'n hae nae de Kèrrekstraete!' Met de zesjarige Willy op de arm en de achtjarige Ineke tussen hem en echtgenote Jo Peute-Sijrier in, waadde hij richting de dorpskern. Terwijl de storm het dorp geselde, probeerden deze passanten door luid te roepen, nog andere buren te wekken. Een wakker wordende familie begreep het signaal onvoldoende. Zoiets was men niet gewend op de vroege zondagmorgen! 'Wat vo 'n hek loapt dae noe toch te schrêêuwen?' was hun enig commentaar. Terugblikkend op die hachelijke vlucht zegt Ineke: 'Ik liep tot'an m'n schoeren deu het stêênkouwe waeter. M'n aodde niks angders an as onze pyama'. Brood bakken op zondag Door aanhoudend klokgelui werden mijn ouders wakker. Dat was rond 6.45 uur. Wat zou er loos zijn? Brand of dijkbreuk? Dat laatste lag het meest voor de hand. Vader ging naar beneden en kwam even later weer terug, met de mededeling dat de dijk bezweken was. Hij hoorde dat van een passerende vroegere bakkers knecht. Deze ried hem aan direct brood te gaan bakken. Vanuit de onderlopende polders zouden vast veel mensen onderweg zijn naar het hoger liggende dorp. Mijn moeder, die zelf bij peuter Adri en baby Catootje bleef, riep: 'Ma gae dan êêst pa en tante 'aele! Want die zitte laeger as ongs!' Vader stevende door de Kerkstraat naar 'De Hoogte', met het uitzicht op de 'Straetpad'. Bijna een halve meter water stond er al! Zijn schoonvader C.L. de Jonge - rustend hoofd van de 'School met den Bijbel'- bewoonde sinds drie jaar de middelste woning van drie onder-één-dak aan de Meidoornstraat. Deze straat ligt - tot op de huidige dag - diep onder het hoogste punt van het dorp. Hij kon de woning onmogelijk zien. Hopelijk zouden schoonvader en diens zuster tante Kuintje de Jonge - die als huishoudster hem ter zijde stond - de weg naar zolder wel weten te vinden. Spoorslags keerde hij terug naar huis. Inmiddels kwamen er al diverse dorpelin gen om brood. Iets ongehoords op zondag! De enkele overgebleven broden van de vorige dag, vonden snel aftrek. Vader Johan Rotte bond zich de bakkersschort voor en toog aan het werk. Hij ontdekte dat de stroomvoorziening was uitgevallen. Dus kneedde hij met de hand zijn deeg. Ook van de oven diende hij weer op klassieke wijze gebruik te maken. Tot dusver stond daar nog steeds de oude gemetselde stenen oven. Inmiddels was daar al - naar de nieuwe eisen van de tijd - een oliestookvlammenwerper op gezet. Voor de verhitting was men niet meer afhankelijk van 'mutsaarts', of te wel takkenbossen. De vlammenwerper werd normaliter aangejaagd door elektriciteit, maar was nu eveneens op nonactief komen te staan. Hoe nu toch verder? In een flits herinnerde hij zich hoe op de voormalige 'houtzolder' boven de garage, nog een aantal mutsaarts moesten liggen. Zij waren blijkbaar altijd uit het zicht gebleven. Nu kwamen die hem alsnog goed van pas. Kurkdroog waren ze. En zo werd de oven alsnog op temperatuur gebracht. Van de bakkerijzolder haalde hij nog enkele overjarige 'vierponder- blikken'. Deze grote broden, zouden snel kunnen worden meegegeven. 8

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 10