zinsnede 'nochtans weerklinkt de levensroep' leest de burgemeester de opdracht
aan allen zich na de herdenking te wijden aan het herstel en de wederopbouw.
Loco-burgemeester Dorresteyn van Renkum legt, mede namens de andere adoptie
gemeente Aalsmeer, kransen aan de voet van het rampmonument. Het kerkkoor
sluit de plechtigheid af met Gez. 282 4 en 5.
Steenhouwerij Tetterode becijfert de definitieve kosten op 1.133 gulden, maar
komt met de gemeente Dreischor overeen dat 68 gulden meer in rekening mag
worden gebracht. Dat zijn de extra kosten als gevolg van het uitvallen van de
pont op vrijdag 29 januari 1954. De auto van de steenhouwerij is daardoor pas
zaterdagsavonds om tien uur terug in Amsterdam-Oost.
Afgeknotte kegel
Ruim een jaar later worden in Sirjansland de plotseling afgebroken levens van de
rampslachtoffers gevisualiseerd met een afgeknotte kegel van Franse kalksteen.
Burgemeester S.W.A. Laurense van de gemeente Oosterland, waartoe Sirjansland
behoort, onthult op zaterdag 9 april 1955 dit herinneringsmonument op de begraaf
plaats in Sirjansland. Het staat temidden van het carré waar de rampslachtoffers
liggen begraven.
Na de teleurstelling over het mislopen van de opdracht voor het monument in
Dreischor, was het Steenhouwerij Chr. C. Timmermans in Zierikzee wel vergund
de gedenkstenen in Sirjansland én Oosterland te ontwerpen en uit te voeren. De
afgeknotte kegel is op een sokkel geplaatst. Aan de voorzijde prijkt in reliëf het
wapen van Sirjansland evenals de inscriptie: 'Ter nagedachtenis van de ramp
slachtoffers van 1 februari 1953 van de Sirjanslandse burgerij'. De namen van de
omgekomenen staan op de linker- en rechterzijde van de sokkel vermeld.
Burgemeester Laurense spreekt over een 'ereschuld' van de bevolking tegenover
hen die omkwamen. Een ereschuld die met dit gedenkteken wordt ingelost. Hij
omschrijft het monument als een 'hartelijke getuigenis tot in lengte van jaren
jegens hen die gingen en hen die achter bleven'.
Voorzitter A. Heule van het comité tot oprichting van het herinneringsmonument
memoreert hoe in de zomer van 1954 een groepje van tien mensen het initiatief
neemt tot oprichting van dit gedenkteken. Hij toont zich dankbaar voor het geld
dat de burgerij ervoor bijeen heeft gebracht. Het gemeentebestuur heeft zich in
de tussentijds overigens wel wat zorgen gemaakt of dat particulier initiatief toch
inderdaad wel zou ontspruiten. Binnen cle gemeenteraad was de wens een
monument op te richten al geuit naar aanleiding van de herbegraving van de
rampslachtoffers in Sirjansland en Oosterland op 30 december 1953. De plaatselijke
bestuurders waren het er toen over eens dat de gedenktekens uit vrijwillige
bijdragen van de ingezetenen bekostigd dienden te worden.
Een half jaar later spreekt burgemeester Laurense aan het einde van een raads
vergadering zijn zorg erover uit dat hij tot op heden niets heeft vernomen van
een actie voor het plaatsen van een monument op beide begraafplaatsen. De eerste
burger acht de tijd rijp dat de voltallige raad dan maar als voorlopig comité gaat
optreden. Raadslid A. Stoutjesdijk is het niet met de burgervader eens. Hij acht
het toch aantrekkelijker dat het initiatief uit de burgerij voortkomt. De overige
raadsleden delen zijn mening en besluiten voorshands nog een afwachtende
houding aan te nemen.
Er waait een straffe, gure oostenwind op die zaterdagmiddag 16 april 1955 op de
begraafplaats in Oosterland. Burgemeester Laurense onthult voor de tweede keer
130