tevens dat men in en vanuit Saint-Hilaire iets wilde doen voor het door de Watersnoodramp getroffen gebied en de mensen die daar woonden. Gedateerd 8 april 1953, schreef de VNG een brief aan het gemeentebestuur van Zierikzee, waarin men liet weten dat men een verzoek van een Franse gemeente had ontvangen haar de naam te noemen van een Nederlandse gemeente uit het getroffen gebied: '...niet slechts voor een tijdelijke en éénzijdige adoptie, alleen bestemd om de helpende hand te bieden bij de wederopbouw van de getroffen gemeente. De bedoeling is dat uit deze adoptie een blijvende en geheel weder kerige relatie zal groeien, een relatie waarvoor men in het Frans het woord jume lage heeft uitgevonden. Een beknopte beschrijving van Saint-Hilaire was bijgevoegd en de VNG liet weten, dat men Zierikzee zeker een 'overeenkomstige' gemeente vond, die boven dien in het rampgebied lag. Het gemeentebestuur van Zierikzee liet kort daarna aan de VNG weten dat men hier wel voor voelde en toen gingen de dingen snel. Gedateerd 11 april 1953, schreef de burgemeester van Saint-Hilaire, Dr. D. Cuche een brief aan zijn collega in Zierikzee, Jhr. mr. J. Schuurbeque Boeije. Hij stelde hem op de hoogte van de plannen van Saint-Hilaire in het kader van de Europese éénwording en hoe men - zoekend naar een vergelijkbare Nederlandse gemeente - bij Zierikzee terecht was gekomen. Verder schreef hij: Jdat de Ramp dit voornemen, mede uit een gevoel van solidariteit, in een stroomversnel ling heeft gebracht en dat in Saint-Hilaire heel veel mensen geïnteresseerd zijn in hoe het in Zierikzee is en gaat en dat men graag wil helpen!..]". Dit initiatief maakte de twee sporen waarlangs de contacten tussen Zierikzee en Saint-Hilaire tot stand zijn gekomen wel heel erg duidelijk. Maar allereerst was er natuurlijk de hulpverlening. Dr. Cuche liet weten dat er in Saint-Hilaire al van alles op gang was gekomen. Zo was er al meteen na het nieuws over de Watersnoodramp geld ingezameld en lagen er zodoende 250.000 Fr. frcs ca. 2.700 1.300) gereed, om te besteden aan de wederopbouw. Verder hadden boeren en tuinders voorgesteld om door middel van giften in natura hulp te bie den, zodat verwoeste boerderijen weer in bedrijf konden worden gebracht. De heer Martin had voorgesteld om met medewerking van hoge nationale personen een soort officieel fonds voor hulpverlening te stichten. Kortom: er was reeds van alles in beweging! Bij brief van 4 mei 1953 liet burgemeester Schuurbeque Boeije aan zijn collega in Saint-Hilaire weten, dat hij aangenaam verrast was door het vriendelijke gebaar vanuit Saint-Hilaire. Hij beschreef de situatie van dat moment in Zierikzee, de materiële schade, de eb en vloedsituatie en de bouw van een dam om de stad om het water buiten te houden. Verder werd Dr. Cuche uitge nodigd om zo spoedig mogelijk de situatie ter plekke te komen bekijken en tevens verder te spreken over en een vorm te zoeken voor de jumelagel.]"Hij mocht een aantal geïnteresseerden in een jumelage meenemeni..]Dr. Cuche kwam in juni 1953 naar Zierikzee en liet weten dat een officiële Franse delegatie pas in september zou komen. Hij vroeg tevens om foto's van Zierikzee en de Watersnoodramp. Men wilde namelijk in het gemeentehuis van Saint-Hilaire een fototentoonstelling inrichten, om de bevolking beter duidelijk te kunnen maken hoe de situatie in Zierikzee was. Hij maakte ook gewag van plannen van de heer Martin om, eveneens in de maand september, in Saint-Hilaire een belangrijke ver gadering te beleggen over de jumelage en hij nodigde het gemeentebestuur van Zierikzee uit om daarbij aanwezig te zijn. 146

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 148