goede vriendin, Janna Hanse-Roukema. Zij was op weg naar het huis van haar moeder in de Kerkstraat. Haar eigen woning in de Weststraat liep gevaar, ook al stond die op een hoger gedeelte. Met het water al tot aan de knieën, nodigde zij de familie uit met haar mee te gaan. Een vrouw uit de buurt kwam langs en klaagde: 'Dit aolles hebeurt noe om ongze zonden...!' Moeder bracht nu haar twee kleintjes - Adri en baby Cato - naar zolder. Boven de winkel richtte zij een kamertje in als alternatief woonvertrek. Uit voorzorg had ze al acht emmers water getapt en de trap opgedragen. Ook enkele matrassen, want gewoonlijk sliep men beneden. Toen volgde de petroleumkachel, waarop de pan zondagse soep. Tevoren waren uit de kelder nog enkele kazen 'gered'. Lach wekkend bij alle paniek was, hoe vader de winkelgeldla in de grote wasmand leeggooide en een doos met caramels in z'n zondagse hoed... Op verkenning Het liep tegen het middaguur. Wim Kesteloo kreeg opdracht om een touw te spannen naar het vlot dat onderweg was naar de mensen in nood van de 'Kikker- buurt'. Eerlijk gezegd, erg ver waren de aspirantredders niet kunnen komen. Men hield zich krampachtig vast aan een telefoonpaal ter hoogte van de pastorie van de Gereformeerde Gemeente, terwijl een hevige stroming het vlot onder hen probeerde weg te trekken. Vader Jan liep met het touw zover mogelijk het water in, en gaf zoon Wim de mogelijkheid de lijn aan te pakken en die - per kano - over te brengen naar het vlot. Wonderwel stond op dat moment het waterpeil enige tijd stil. Van rond drijvende huisraad en wrakhout was nog maar nauwelijks sprake. Daarom maakte hij gebruik om met de kano verder te gaan. Hij kwam tot aan de kleinste en laagste woning naast de Gereformeerde Kerk. Daar woonde een goede bekende met z'n grootmoeder. Eerstgenoemde werkte als hulp bij kapper A. Bal en had vaak zijn haar geknipt. Door een zolderraampje vroeg Wim hem mee te komen. .Maar huilend zei hij, dat-ie niet zonder z'n opoe ging, en die kon of durfde niet'. Eenmaal weer thuis, hoorde hij hoe aan de Muyeweg een vrouw op het punt stond te bevallen. Reden om de huisarts te waarschuwen. Het kindje werd die dag op een vlot geboren, maar overleed later tragisch genoeg van uitputting. (4) Water dat van wijken niet wil weten Tot ieders verbijstering bleef de verwachte eb uit. Doordat onder de grote water druk oude slaperdijken doorbraken en het water aangrenzende polders binnen stroomde, zakte het waterpeil. Halverwege de middag steeg het water opnieuw. Vanuit de bakkerswoning had men een goed uitzicht over de Zuidring. Op de muziektent - schuin tegenover de bakkerij - scharrelde op zeker moment een varken met biggen. Ook kwam er een paard voorbij, dat de voorbenen tegen de steunberen van de Hervormde kerk zette, en vervolgens radeloos verder zwom. In de garage hoorde men de acht koeien in doodsnood loeien. Maar er waren ook andere geluiden. Onwezenlijk was het te vernemen, hoe onder de zoldering het hele winkelinventaris begon te schuiven. Het alsmaar stijgende water zorgde voor oorverdovend lawaai van vallende blikken, dozen en flessen. Het herhaalde zich telkens weer, wanneer het water een volgende winkelschap deed kantelen. Hoe angstaanjagend alles ook was, toch gingen de gedachten meer buitenshuis. Wat zou er wel niet met de mensen op lagere locaties gebeuren? 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 15