gedeelte koerste een vlot op 'Klöötendieke' af. De waterstand van dat moment
was de redders daarbij zelfs behulpzaam. Vanaf het vlot kon men zich aan de
telefoondraden vooruit trekken! Men ontdekte hoe Jacobus Folmer al overleden
was. Tijdens de overstap gleed diens echtgenote plotseling tussen het wrakhout.
Maar gelukkig kon zij net op tijd worden gered. Tot op het bot verkleumd
werden de overlevende buurtgenoten Folmer en Kleemans, richting café-hotel
'De Meebaal' aan de Kerkstraat, gepeddeld. Aan de achterzijde van het café
meerde men af. In de gelagkamer konden de overlevenden, samen met vele
anderen, weer tot zichzelf komen.
Niet zo heel erg lang bleef Kees Jan Kleemans in 'De Meebaal'. Hij moést het dorp
in en zien wat ervan over was. Verdriet en rusteloosheid verscheurde hem. Via de
Kerkstraat kwam hij aan bij bakkerij Rotte. Uit diens oven had hij van kindsbeen
af gegeten. In zijn gekregen droge kleren miste hij node zijn sigaretten.
Op dat moment trof hij mijn moeder aan in de winkel. Ze was nog op zoek
geweest naar één en ander in het huis. Zojuist had ze nota bene net haar allereerste
klant geholpen. Dat was overbuurman dokter Vleugels Schutter, met het verzoek
of zij hem misschien nog kon helpen aan een pakje margarine. Teiwijl op de
granieten vloer, de winkelvoorraad er chaotisch bijlag, had zij hem toch wonder
wel weten te helpen. Zwijgend was hij daarop weer vertrokken. Hij had heel wat
enerverende uren doorgemaakt. Met de auto nog tijdig mensen in de polder
gealarmeerd en - omdat de burgemeester met de brandweer in de polder was vast
komen te zitten - tijdelijk diens leidinggevende rol, op zich genomen. Een kwartier
later stond - zonder te groeten - Kees Jan ineens voor haar. In huize Roukema had
zij kort tevoren al van overlevenden vernomen, dat bijna heel zijn familie was
omgekomen. Kort vroeg hij: 'Ei'j soms 'n pakje sjek vo m'n?' Automatisch keek ze
naar boven. En - al lijkt het ongelooflijk - boven op de hoogste winkelschap lagen
zowaar nog enkele droog gebleven pakjes! Zwijgend reikte ze hem het gevraagde
aan. Zonder iets te zeggen nam hij het in ontvangst en nam weer afscheid:
'Bedankt. Dag 'oor!' Vooral deze ontmoeting is haar altijd bijgebleven.
De Ramp die nog groter werd
De familie Tieleman zat nog steeds op het dak. Vanaf de Molenberg - vanuit de
tuin van winkelier/metselaar Maarten Thiery - besloot men de kortste weg te
nemen voor een reddingspoging. De kano - eerder gebruikt door Wim Kesteloo -
speelde hierbij een doorslaggevende rol. Eén van de zonen van slager De Graaf
ging nu doelbewust het water op. Als uit het niet was daar een bos touw van
touwslager Mol, dat hij meenam in de kano. Telkens weer liet hij een stukje in
het water zakken. Eindelijk bereikte hij - uiteraard na de nodige obstakels ont
weken te hebben - huize Tieleman aan de overkant. Er werd een lijn gespannen
en zo kon de familie met de andere overlevenden, worden gered.
Terwijl mijn ouders naar het eigen huis waren, was Janna Hanse via 'De Hoogte',
op cle Molenberg, een kijkje wezen nemen. Ze kwam hoopvol terug. Voor zover
mogelijk, meende ze grootvader en tante in de verte te hebben gezien. Hij stond
voor het raam met een donkere jas aan en met z'n zwarte alpinomuts op.
Mannen waren druk bezig om met een vlot mensen naar het dorp te halen. Ze
raadde moeder aan om opnieuw naar huis te gaan, om wat droog ondergoed op
te halen. Op de terugweg ontmoette zij juist de echtgenote van Maarten Thiery.
Deze vroeg haar: 'Wat bè'j weeze doe, m'n kind?' Toen zij kort tekst en uitleg
kreeg, schudde zij haar hoofd en mompelde slechts: 'M'n èrrem kind!'
21