gezegd, om te verklaren waarom hij de radio afzette. Toen draaide zijn vrouw de knop weer zwijgend terug. Hij ging achter zijn bureau zitten en zuchtte. Daar lag het werk opgestapeld - er moest worden aangepakt. 'Het leven gaat verder', zei hij halfluid en de zin beviel hem. Met vaste hand drukte hij op het belletje. 'Juffrouw Van Driel, wilt u even een brief opnemen aan Maartens en Koch...' Haar gezicht had een peinzende uitdrukking, toen zij haar boekje opensloeg. De heer Veensma stond op - hij liep graag heen en weer als hij dicteerde. Over het matglas zag hij dat ze op de grote zaal nog allemaal om Jan heen stonden. Hij voelde zich licht geïrriteerd en overwoog even, de deur te openen en te roepen: 'Zouden de dames en heren nu niet eens aan 't werk gaan?' Maar hij voelde dat het niet kon. Nog niet. Het leven had een vreemde slag om gemaakt, maar nü was het bezig terug te draaien, langzaam maar zeker. Nog een paar dagen, hooguit een week en hij zou weer kunnen zeggen: 'Wat meer ijver, meneer Asman, wat meer toewijding...' De heer Veensma keerde het glas de rug toe. Het meisje zat dromerig in haar stoel. Droog begon zijn stem: 'Mijne Heren...' Een middag - 14 februari 1953 - De drie jongens hadden lang vergaderd in het kleine zijvertrek, waar zij anders speelden met de trein of met de stoommachine. Toen zij uiteengingen, stonden hun gezichten een beetje grimmig en vol betekenis. 'We gaan een voorstelling geven', zei de een tegen zijn moeder. 'Voor het Rampen fonds.' En hij trok zich weer in het kamertje terug - een man met besognes. Want er moest veel gedaan worden eer het Woensdag was: een poppenkast getimmerd, pro gramma's geschilderd en borden getekend, waarop je lezen kon 'naar de koffie kamer', of 'wie hier binnengaat moet vijf cent betalen.' Dat elke stap die je zette geld kostte, bleek die middag zonneklaar, want bij de buitendeur rammelde de eerste bus al en naast de kapstok stond de tweede. De drie artisten hadden zich in Indonesische costumes gestoken, omdat een der vaders daarover beroepshalve beschikken kon. Ze zagen er uit als mollige prinsjes van Rie Cramer en hadden iets aandoenlijks, omdat hun gezichten, onder de kleurige hoofddoeken, zo n nerveus-ernstige uitdrukking vertoonden. De volwassenen kwamen binnen met de milde rust van mensen die eventuele mislukkingen voorzien doch reeds bij voorbaat billijken, maar de meisjes en jongens van school, met spaargeld in de hand geklemd samendrommend bij de cassa, keken vol bedrukt ontzag, omdat zij de betekenis van deze onderneming konden peilen. Er was even twist in de leiding omdat een vriendinnetje van een der drie jongens een door hem eigenmachtig uitgeschreven coupure met de woorden 'gratis toegang' bij de controle trachtte te verzilveren, maar eindelijk zat iedereen toch in de voorkamer bij de gesloten suitedeuren de programma's te bekijken. Daar viel veel aan te zien, want de organisatoren hadden er alle drie een stelletje voor hun rekening genomen. Op de achterkant was de ramp met waterverf uitgebeeld. Het waren treffende schilderijtjes omdat ze, even onbeholpen als onbelemmerd, een geweldig onderwerp zonder pourparlers hadden aangedurfd. Aan de verzorging van de tekst kon je de auteurs herkennen: de jongste had de meeste taalfouten bijgedragen. Maar hij maakte alles goed met zijn belangrijk aandeel in het programma: sierlijk trommelspel in het gamelanorkest, verhelde rende explicatie bij de toverlantaarn, die de Rode Pimpernel, verstrengeld met 32

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 34