Redeker publiceerde aanvankelijk als filosoof, zoals het boek 'Existentialisme' (1950). In de jaren '50 en '60 van de twintigste eeuw ontwikkelde hij zich tot een toonaan gevend kunstjournalist bij het Algemeen Handelsblad en de Haagse Post. In 1977 stapte hij uit de redactie van NRC/Handelsblad en schreef hij een aantal ge ïllustreerde boeken over hedendaagse kunstenaars, zoals Metten Koornstra (1984). Redeker werkte mee aan radio en tv-producties van de VARA, de VPRO en de BRT. Hij was bestuurlijk actief als secretaris van de Coöperatieve Vereniging De Bezige Bij, voorzitter van het Humanistisch Verbond en in kunstenaarsverenigingen als De Kring. Hans Redeker overleed in 1992 op 73-jarige leeftijd te Amsterdam. De bemoeienis met het boek 'De Ramp' kwam tot stand, omdat hij secretaris was van De Bezige Bij, die sterk bij de uitgave betrokken raakte. De tekst in het boek 'De Ramp' is maar beperkt en beslaat slechts een kwart van de honderd (niet genum merde) bladzijden. De meeste bezitters van het boek hebben de tekst vermoedelijk nooit achter elkaar gelezen, ook ik deed dat nu voor het eerst. De tekst loopt als een impressie zonder paragrafen door. Hans Redeker is ter plaatse geweest en heeft verder de nieuwsberichten op de radio en in de kranten gevolgd. Hij schreef op wat zeer veel Nederlanders in februari 1953 zelf als nieuws hadden vernomen. We geven nu een uitvoerige samenvatting van de tekst. Redeker schrijft beeldend en duidelijk: 'Een dodenwereld van 175.000 hectare zee geworden land, groter dan een provincie. Maar onmetelijk het leed, de naakte ellende van eenlingen, families, als losgeslagen wrakhout te midden van nacht, storm en water, vechtend om lijfsbehoud. Drie honderdduizend verloren die nacht alles behalve het leven'. De schrijver volgt min of meer de loop van de eerste februaridagen en Schouwen- Duiveland komt veel in zijn tekst voor: 'Daar op Schouwen werd het gehucht Capelle door twee elkaar ontmoetende watervloeden geheel verwoest. Daar op Schouwen was dominee Keizer van Brouwershaven die nacht met zijn vrouw nog het binnensijpelende water aan het opnemen met een dweil. Even later, onder weg, werd hem toegeroepen: 'Vent, ga terug want anders verzuip je! Het was de enige taal, die hem het leven kon redden'. Natuurlijk wist de schrijver uit Holland niet dat Capelle op Duiveland ligt. Dominee J. Keizer was tussen 1951 en 1970 de geestelijk leidsman van de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt in Brouwershaven. 'Wie niet meer vluchten kon, wachtte op verlossing. Vaak vergeefs, vaak te lang. Een honderduizendvoudige ellende. Maar ellende is niet te tellen. Men kan slechts één ellende beleven, en dat is de eigen ellende. En gelukkig zelfs die niet onbegrensd. Verdoving, uitputting en doffe verdwazing, verbijstering en bewuste loosheid komen dan haast als een genade'. De beschrijving van Hans Redeker gaat hier verder dan de foto's laten zien: de dood in het water in die vreselijke nacht. Hij schetst hier duidelijk de omstandigheden van de slachtoffers. De rest van Nederland wist eenvoudig niet wat er allemaal was gebeurd op die verre eilanden van Zuid-Hollancl en Zeeland. 'Langzaam, noodlottig langzaam, drong het besef van de volle omvang van de ramp tot ons land door. Tot Maandag, zelfs tot Dinsdag bleef het zwijgen van doipen, van gehele eilanden, terwijl elders het opgeschrikte volk te hulp snelde. Maar het was het zwijgen van de dood, van de onmacht en de volslagen gevangenschap te midden der elementen'. Het boek vervolgt met de redders die steeds in aantal toenemen. 'Zij waren nog met weinigen geweest, de rampnacht zelf, om drie uur bij Raamsdonksveer. Maar de mobilisatie in de strijd tegen de grootste vijand van dit land, het water, begon. En zij zouden weldra groeien tot een leger van 12.000 man, de grote achterhoede niet meegerekend'. 45

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 47