De Lage Weg bij Sirjansland stond op 23 juli nog onder water. Een internationale hulpploeg was bezig de stinkende troep uit de huizen te halen en die dan met zeewater schoon te boenen. Wat maar enigszins storm en water doorstaan had, werd keurig schoon gemaakt en in de kast gezet. En dat was niet zoveel, maar wel kostbaar, al was het maar een schoteltje. Ze deden belangrijk werk; je eigen rottende inboedel naar buiten smijten met de herinnering aan die laatste nacht nog kersvers in het geheugen is niet om te doen. We brachten de nacht door in het schoongeschrobde huis, waar de bewoners nog boven kampeerden, want stel je voor dat het niet zou lukken bij Ouwerkerk dan hield de binnendijk het in de winter vast niet. Op de stoelen van 'de kampeer uitrusting van het Rampenfonds' gezeten, aten en dronken we nog wat bij een butagaslamp, die voor een passende verlichting bij de gesprekken zorgde. De Friese vriend zal ons niet hebben kunnen volgen; hij keek, zag en zweeg. 7 februari had hij geholpen evacués uit Ouwerkerk naar hun evacuatie adres te brengen en vond toen ook geen antwoord op de armoe, de ontreddering en de verslagenheid die hij zag. Ditzelfde ondervond hij 's morgens weer toen we door de 'droge' polder wegreden. Het land vol schelpdieren: 'mossels, krukels, zêê- pokken', die zich hechtten aan alles wat erboven uit stak, dooie struiken, kapotte huizen, een verdwaald autowrak, half in een sloot gezakt. Thuisgekomen werd iedereen die hij tegenkwam aangeklampt. Ze móesten luisteren naar zijn verhalen, ze móesten begrijpen wat daar met het land en met de mensen gebeurd was. Een paar maanden later werden zijn ouders, die uit Friesland te logeren waren, geprest om mee te gaan naar Duiveland om met eigen ogen het land te zien en de mensen te spreken. Begrip en onbegrip En zoals hij waren er velen die contact kregen of zochten met de gevolgen van de ramp, mensen die probeerden te begrijpen en die zagen dat juichen voor de betrokkenen nog niet aan de orde was. Het ergste voorbeeld van onbegrip was iemand die ik ontmoette op een verjaarsbezoek en die daar de aanwezigen uit ging leggen waarom zo veel mensen verdronken waren: 'Ze zijn daar zo conventioneel, ze leren niet zwemmen'. Maar zo'n extreme vorm van domheid was gelukkig een uitzondering, terwijl eigen levenservaringen of een bijzonder inlevingsvermogen soms tot een opvallend begrip konden voeren. Doordat wij opgroeiden in een 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 59