Zonnemaire omstreeks 1950 (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee).
Verschillen tussen woongebieden
De tussen de diverse eilandelijke gebieden en de bewoners daarvan aanwijsbare
verschillen werden het meest beknopt, maar ook het duidelijkst, aangegeven door
de drie auteurs van het artikel Schouwen-Duiveland in het Handboek Pastorale
Sociologie van 1953. Zij waren ten tijde van hun onderzoek alle drie zelf woonachtig
op het eiland en misschien was dat de achtergrond van hun soms nogal stellige uit
spraken. Zo meenden zij dat vrijwel elk woongebied en dorp een eigen geschiedenis
had en als gevolg daarvan een eigen samenlevingskarakter bezat. Als voorbeeld kon
de polder Oosterland dienen. Vanouds her was dit een ambachtsheerlijkheid. De
ambachtsheer bezat er uitgestrekte gronden en had er vele rechten. Ook de dia
conie van de Nederlands Hervormde Kerk bezat in deze polder landerijen. De agra
rische bevolking van de polder Oosterland werd dan ook vanouds gekenmerkt
door een relatief groot aantal pachtboeren en vooral -boertjes. Onder hen waren,
begrijpelijk, veel hervormden, waar de overige bewoners voor een aanzienlijk deel
tot de Gereformeerde Gemeente en de Oud-Gereformeerde Gemeente behoorde.
Het delen van een karakteristiek zonder een gemeenschappelijke geschiedenis te
hebben, kwam echter toch ook voor. Het voormalige eiland Dreischor en het in
zijn eigen polder liggende Bruinisse werden beide wel een 'republiek' genoemd.
Dit drukte uit dat het dorp in het verleden een eigen leven had kunnen leiden
door het ontbreken van 'doortocht', dat wil zeggen, dat het niet aan een door
gaande weg of hoofdverkeersweg lag of had gelegen. Die omstandigheid zou
hebben geleid tot de ontwikkeling van een eigengereide dorpsbevolking met een
sterk gevoel van zelfstandigheid. Men zou hier kunnen spreken van gevolgen
van een infrastructurele situatie.
De Schouwse kant, waartoe overigens ook Dreischor werd en wordt gerekend,
leverde weer een ander beeld op: verschillen die eveneens niet zozeer historisch
bepaald waren, als wel (ditmaal) bodemkundig. De zandige duinstreek onder-
72