kern, was in 1947 grotendeels hervormd (86 en bovendien waren de her vormden er merendeels vrijzinnig. De publicatie Schouwen-Duiveland na de ramp van 1953, waaraan het meeste in deze paragraaf is ontleend, vermeldde voor Nieuwerkerk, dat het 'ethische' karakter van de hervormde kerk daar een gevolg zou zijn geweest van het uittreden van de 'bevindelijken' na de Afscheiding. De Afscheiding leidde in Nieuwerkerk tot liet ontstaan van een relatief groot aantal leden van de Gereformeerde Gemeente (23,9 in 1947) en de Gereformeerde Kerk (20,2 De hervormden in Oosterland zouden reeds vanouds her (gematigd) orthodox zijn geweest. Het percentage gereformeerden synodaal was er aanzienlijk lager dan in Nieuwer kerk en het percentage leden van de Gereformeerde Gemeente zes procent lager. Op het hele eiland werd alleen in Oosterland een substantieel percentage leden van de Oud-Gereformeerde Gemeente aangetroffen (18,2 in Bruinisse 4,2 Tussen de gereformeerde gemeenteleden en de oud-gereformeerden in Oosterland zouden spanningen bestaan. De laatsten zouden de eersten regelmatig hun afkeer van een orgel in de kerk en van kerkbezoek met de auto voorhouden met opmerkingen als: 'De bioscoop gaat weer aan daar, de auto's staan voor en het orgel speelt'. De hervormden in Sirjansland zouden al vanaf 1870 orthodox en 'oer-confessioneel' zijn en daarom bij voorbeeld de Gereformeerde Bond afwijzen. Hetzelfde zou voor Bruinisse gelden. Kerkelijke en niet-kerkelijke verenigingen De kerkelijke verenigingen die in het verleden binnen de verschillende kerken op het eiland gevormd werden, waren nogal dorpsgebonden. Zij maakten deel uit van de dorpssamenlevingen. Dit gold zeker voor de zondagsscholen. Overal sprak men over 'onze' zondagsschool. Dat deden ook de gereformeerde ouders in de dorpen waar geen gereformeerde zondagsschool bestond en ook de ouders die zelf weinig kerks waren, maar toch hun kinderen naar de zondagsschool stuurden. In 1954 werden op het hele eiland 16 zondagsscholen geteld, waarvan vijf in Zierikzee. Ruim 1.800 kinderen bezochten een hervormde zondagsschool, waarvan bijna 1.500 kinderen die van de orthodox-hervormde richting en 300 die van de vrijzinnig-hervormde richting. De (christelijke) gereformeerde zondags scholen werden door circa 200 kinderen bezocht. Ongeveer de helft van het aantal zondagsschoolkinderen ging naderhand over naar de (kerkelijke) knapen- en jongemannen- en meisjesverenigingen. Na de lagere school leeftijd verplaatste de belangstelling van de jeugd zich veelal naar sportactiviteiten (vooral korfbal), uitgaan (onder andere naar de bioscoop in Zierikzee of die in Haamstede) en zo meer. Het kerkelijk jongerenwerk ontbrak het vaak aan goede leiding. Om de jeugd van de straat te houden, met name van het (onder ouderen slecht bekend staande) 'dijklopen', populair bij de jongens en meisjes in de puberteit, werd hier en daar geƫxperimenteerd met het na-oorlogse verschijnsel van de 'instuif. Bruinisse nam hier het initiatief (winter 1947/48), Burgh, Renesse, Oosterland en Zierikzee volgden later (1952 en 1953). De instuif bood gelegenheid voor gezamenlijke spelen als tafeltennis en biljart, voor het lezen van tijdschriften, voor ontmoetingen en gesprek en zo meer. De instuif was na enige jaren alleen in Bruinisse enigszins een succes. Vaak gebeurde het dat men, in plaats van dat men de jeugd van de straat hield, de (als negatief ervaren) straatbezigheden van de jeugd in huis haalde. 79

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 81