leidend kader werd als een van de oorzaken genoemd, maar niet als belangrijkste:
die lag in 'een levensinstelling, die te weinig wezenlijke waardering voor het
geestelijk leven inhoudt, en wellicht te veel voor het materiële'. De waardering
voor het geestelijk leven zou door de oudere generaties moeten worden voorge
leefd, maar de onderzoekers onderkenden ook bij hen een vernauwing van de
belangstelling tot de eigen omgeving. De verandering van open naar gesloten gezin
legde de taak van het opvoeden steeds meer bij de ouders. De invloed van de
dorpsgemeenschap als normatief gegeven was meer en meer aan het verdwijnen.
Een afbrokkelende standenmaatschappij
Kort na de watersnoodramp van 1933 werd op verzoek en op kosten van het
Amerikaanse departement van defensie door het Instituut voor Sociaal Onder
zoek van het Nederlandse Volk te Amsterdam onderzoek gedaan naar de maat
schappelijke en psychologische aspecten, die zich tijdens en vlak na de ramp
hadden voorgedaan. Het onderzoek moest de kennis vergroten die noodzakelijk
werd geacht om bij calamiteiten de nood zo doeltreffend mogelijk te lenigen en
de nakomende ellende zo gering mogelijk te houden. Naar aanleiding van pers
berichten, die melding maakten van een conflict tussen het Zierikzeese gemeente
bestuur en plaatselijke neringdoende middenstanders over de noodzaak en vrij
willigheid van evacuatie van de bevolking na de ramp, werd Zierikzee in het
onderzoek betrokken als voorbeeld van een samenleving, die als gevolg van een
calamiteit maatschappelijke scheuring vertoonde.
Watersnoodramp 1953Onderzoekers van het Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse
Volk op weg naar Schouwen-Duiveland (Collectie Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee).
83