Het conflict tussen het stadsbestuur en een deel van de neringdoende midden
standers was mede gegrondvest op achterdocht en ressentiment (wrok) van de
laatsten ten opzichte van de eersten. Het stadsbestuur werd eigengereid gedrag
en bevoordeling van mensen uit de eigen kring bij het afgeven van vergunningen
om in de stad achter te mogen blijven en bij de kledinguitdeling verweten.
Objectiviteit zou bij het bestuur ver te zoeken zijn. De ontevreden middenstan
ders spanden zelfs een rechtsgeding tegen het stadsbestuur aan, wat door het
stadsbestuur als een agressieve daad werd beschouwd. De middenstanders verlo
ren tot tweemaal toe hun rechtszaak. De eruptie van ressentiment was een uiting
van oud zeer. Zierikzee droeg nog steeds de tekenen, zij het vooral onderhuids,
van een uitgesproken standenmaatschappij.
Officiële bekendmaking van de evacuatie in Zierikzee 1953 (uit Zierikzee Rampenstad door
G.J. Voi~stheuvel Labrand).
Zierikzee kwam haar verval als haven- en koopmansstad, dat al eind 16de eeuw
inzette, nooit meer te boven. Maar wel behield de stad het zelfbewustzijn dat bij
de oude glorie paste en ook zijn bestuursstructuur. Zierikzee was de stad waar de
ambachtsheren, renteniers en rijke bestuurders woonden. Dit bleef zo tot de
Bataafse Tijd (1795-1813), die het volledig einde van de oude handel betekende
en de wording van de stad tot een louter administratief, agrarisch en verzorgings
centrum. Een deel van de oude adel, die de functies van schepen en burgemees
ter vervuld had, verdween na de Bataafse Tijd. De functies, de machtsstructuur
en de bestuurscultuur bleven echter bestaan en daarin overleefde de maatschap
pelijke vorm van een leidende bovenlaag, die duidelijk van de gewone burgers
onderscheiden en gescheiden was. Wel verbrokkelde die oude formatie van heren
en burgers in de loop der tijd, mede onder invloed van het wegvallen van instel
lingen als de arrondissementsrechtbank (in 1922), dat ook een verlies van naar
84