elders verhuizende vooraanstaande families betekende. Hetzelfde gebeurde door
de verkoop van grond aan boeren door ambachtsheren en andere grootgrond
bezitters of hun erfgenamen. Niettemin bleef een vrij grote afstand bestaan tussen
stadsbestuur en burgerij. In de over de eeuwen heen klein geworden en geble
ven stad werd ook in de na-oorlogse jaren nog steeds gesproken over 'de heren'
en hun bestuurlijke samenzweringen en van de andere kant over de eeuwig
ontevredenen, die zelf te laks zijn en geen initiatief nemen.
Tot op zekere hoogte versnelde de watersnoodramp van 1953 het langzame pro
ces van afbrokkeling van de standenmaatschappij, mede doordat het stadsbestuur
zich tijdens en na de ramp herhaaldelijk incompetent betoonde. De burgers, in
het bijzonder de neringdoende en overige middenstanders, eisten al langer deel
name aan de bestuursmacht op. De Sociaal Democratische Arbeiders Partij, die
vóór de Tweede Wereldoorlog 17,9 procent van de stemmen tot zich trok (in
1937), behaalde daarna bijna het dubbele aantal (35,5 in 1952) en werd verre
weg de grootste partij. De openlegging van het eiland naar en vanuit de buiten
wereld en de algemene emancipatie- en democratiseringsprocessen moesten het
moderniseringswerk in de Zierikzeese bestuurslaag verder op weg helpen.
Blijvende waarde
De watersnoodramp van 1953 is een keerpunt in de geschiedenis van Schouwen-
Duiveland, dat zich pas geleidelijk aan als keerpunt heeft gemanifesteerd. Opvallend
is het ontbreken van verschil in de concrete beschrijving van de samenleving op
Schouwen-Duiveland tussen de drie eiland-sociografieën. Terwijl toch het onder
zoek voor één eivan vóór de ramp heeft plaatsgevonden (in de jaren 1950 en 1951) en
het onderzoek voor de twee andere na de ramp (in 1954, respectievelijk 1955). Een
aanhaling uit het verslag Jeugd en gezin in het rampgebied Schouwen-Duiveland,
opgenomen in de paragraaf 'jeugd en gezin', geeft voor dat ontbreken van verschil
een reden: De oudere generaties zijn na de ramp en de evacuatie, soms al tijdens
de evacuatieperiode, aan de slag gegaan met het doel zoveel mogelijk terug te
winnen van wat verloren ging. Men kan zeggen: voor de ouderen is herstel en
behoud van continuïteit een doel op zich geweest. Voor de jongeren heeft dat
duidelijk niet gegolden. Maar hun wens om met de tijd mee te kunnen gaan, heeft
pas in latere jaren vervulling gevonden, in een tijdbestek dat buiten de horizon
van de onderzoekers heeft gelegen. De grote veranderingen moesten nog komen.
De waarde van de drie eiland-sociografieën tezamen ligt niet in een belichting van
het eilandleven vóór en na de ramp, want die scheiding wordt in de latere twee
rapporten niet gemaakt. De waarde ligt in het nut tezamen een ijkpunt te vormen
voor onderzoek naar de veranderingen, die de samenleving op Schouwen- Duive-
land in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft ondergaan. Afhankelijk van
opvolgend onderzoek is de waarde dus niet louter een historische.
Er ligt ook blijvende waarde in de aanduidingen van sociale processen, die in de
verschillende teksten gevonden kunnen worden. Een van die aanduidingen betreft
het emancipatieproces van arbeiders, in het bijzonder van landarbeiders. Een
sociologische stelling is, dat emancipatie van (land)arbeiders het eerst zichtbaar is
geworden op kerkelijk-organisatorisch vlak, vooral binnen de Nederlands Her
vormde Kerk. In de weergave van de sociografische beschrijvingen zijn daarvan
voorbeelden genoemd in de paragraaf 'De kerkelijke situatie'. Die voorbeelden
zijn, wanneer verder uitgewerkt, nuttig voor het onderzoek naar de emancipatie
van (land)arbeiders in ons land.
85