polder uit zijn bed geroepen. Hij kreeg het dringende verzoek, een loossluisje tussen een sloot en de hoofdwatergang te komen repareren. Voorzien van enig gereedschap liet hij - samen met zijn zoons Wim en Huib - per auto het slapende dorp achter zich. De duisternis tegemoet. Kort daarop ontdekte men hoe het water tot aan de dijkkruin bleek te staan. Hier en daar liep het al de polder binnen! Van de reparatie kwam niets meer terecht. Nieuwsgierig besloot men naar de buurtschap Beldert te gaan. Ook daar woei al zoveel water over de dijk, dat een tocht naar Dreischor onmogelijk was. Op het gehucht Stevensluis was de situatie eveneens uitzichtloos. Het gemaal kon door de hoge tegendruk geen water meer uit de polder wegpompen. Directeur J.J. van Dijk besloot telefonisch contact op te nemen met het gemaal in Ouwerkerk. Dat kon, omdat er een rechtstreekse lijn bestond, buiten de normale PTT-verbinding om. Nieuwerkerk bleek inmiddels onbereikbaar. Vanuit Ouwer kerk vernam men hoe daar de Oosterschelde de polder ingutste. Nog tijdens het gesprek werd gemeld hoe de dijk op dat moment aan het bezwijken was. De persoon in kwestie daar hing snel op, om samen met zijn gezin het vege lijf te redden. Toch maar de dijk op... De Kesteloo's wilden toen richting Zierikzee gaan. Onderweg werd meermalen gestopt bij boerderijen, om de bewoners te waarschuwen. Zierikzee bleek echter onbereikbaar. De Saspolder stond al vol water. Onderweg ontmoetten zij de Nieuwerkerkse brandweer. Later zou dit gehelmde gezelschap (met aan het hoofd burgemeester A.A. van Eeten) stranden op de Hoge Hoeve van landbouwer Job van der Zande. Tevergeefs overleg aan de Zuidring De overburen van mijn ouders - de familie J.L. van der Have - hadden diezelfde avond hun visite rond tien uur uitgezwaaid. Verontrustend vond men de storm niet, ook al realiseerde men kon daarop wel dat de wind in kracht toenam. In Zeeland was men echter vertrouwd met januaristormen. De familie woonde onder het dak van het gemeentehuis. Van der Have was gemeenteontvanger van professie. Niet direct kon men de slaap vatten en hoorde nog vóór elven, hoe een stuk golfplaat door de wind met veel lawaai over de dorpsring werd geblazen. Even werd men wakker door burengerucht. Toch sliep men weer verder. Op zeker moment werd er op het raam geklopt. Dit omdat de elektrische bel ver stek liet gaan. Van der Have stond kort daarop oog in oog met de buurman, (hoofd van de openbare lagere school) en dijkgraaf H.C. van der Zande. De dijk graaf vroeg dringend de sirene op het gemeentehuis in werking te stellen. Zijn bedoeling was de mannelijke inwoners van het dorp op te roepen, om zo snel mogelijk naar de zeedijk aan de Galgenweg te gaan. Daar was gevaar voor een doorbraak. Doordat de stroom al was uitgevallen, werkte de sirene niet meer, terwijl de elektrische klok boven de ingang van het gemeentehuis op 4.50 uur was blijven staan. Er werd geopperd dan maar gebruik te maken van de kerkklok. Dat bleef bij een voornemen. Hardop nadenkend over de mogelijkheid zandzakken te verzamelen, werd het gesprek abrupt onderbroken. Een auto stopte. De heer J.A. van Nieuwenhuyze - lid van het Polderbestuur van de Vierbannen - sprong eruit en riep: 'Zie da je wegkomt! D'n diek bie Ouwerkèrreke is bezweke!' Van verder overleg kwam dus niets meer terecht. Ieder wilde naar huis. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2003 | | pagina 8