Burgemeesters en Secretarissen op Schouwen en Duiveland', waarvan Dijckmeester
voorzitter was. Via de Vereniging werden de benodigde gelden - in totaal 10.000
gulden - bijeengebracht. Tegelijkertijd werd de Amsterdamse beeldhouwer Nico
Onkenhout (1918-1989) gevraagd een model te maken: hetzelfde model dat hij
later aan Dijckmeester zou aanbieden en dat thans deel uitmaakt van de gemeente
lijke museumcollectie. Zijn ontwerp werd door de Vereniging goedgekeurd; hij
mocht het monument maken.
Op 9 juli 1958 was het dan zover. Een grote groep eilandelijke bestuurders was
naar de hoofdstad afgereisd om de onthulling van het monument bij te wonen.
Onkenhout had een kunstwerk van graniet en hout gemaakt. De zitting van de
bank werd aan de ene kant gedragen door een beeld van een uit de golven
oprijzende Zeeuwse leeuw, aan de ander kant door een beeld van een dolfijn.
Op de rugleuning van de zitbank waren de wapens van alle achttien gemeenten
van het eiland uitgesneden. Het geheel was geplaatst op Vilvoordse steen, af
komstig van een zeewering van Schouwen-Duiveland. Dat laatste was overigens
een idee geweest van de burgemeester van Dreischor, A.H. Vermeulen.
Dijckmeester sprak bij de onthulling van het monument de hoop uit dat 'deze
bank tot in lengte van jaren getuigenis zal mogen afleggen van onze hoogge
stemde gevoelens van dankbaarheid'. Ook Van Hall, die D'Ailly in 1957 was
opgevolgd, hoopte dat het monument 'altijd' een blijk van verbinding zou zijn. In
de daaropvolgende decennia bleek het lastig deze plechtige woorden gestand te
doen. De bank had veel te verduren, vooral door toedoen van vandalisme. Dertig
jaar na de officiële overdracht, in 1987, verschenen diverse krantenartikelen
waarin op de zorgwekkende staat van het monument werd gewezen. De publicaties
vormden voor de burgemeesters van de zes overgebleven eilandgemeenten aan
leiding hun bezorgdheid uit te spreken in een brief aan hun Amsterdamse collega,
E. van Thijn. 'Amsterdam is de gemeentebesturen van Schouwen-Duiveland nog
steeds zeer dankbaar voor deze monumentale bank', antwoordde Van Thijn,
'maar helaas geldt dat niet voor alle Amsterdammers.' De bank werd volgens
hem regelmatig gerestaureerd. 'De frequentie van de opknapbeurt is echter niet
altijd even hoog als de frequentie van het vandalisme', zo voegde hij eraan toe.
Zo kon het zijn dat in 1999 in de Provinciale Zeeuwse Courant nogmaals gewag
Motel van de 'Schouwse bank'
voor Amsterdam, in 1975 ver
vaardigd door N. Onkenhout.
Het gipsen model meet
19x 42x 24 cm (lx bx h) (Coll.
Gemeentemuseum Zierikzee).
91