De quilt die door Betty Lien naar Nederland werd gezonden, was tijdens de oor
log gemaakt door leden van St. George's Anglican Church. Voor 25 dollarcent
hadden inwoners van Moose Jaw hun naam laten borduren op de deken. Het
geld dat op deze manier was ingezameld, was samen met de quilt aan het Rode
Kaïis geschonken. Het moet een van vele 'Red Cross' quilts zijn geweest die tijdens
de Tweede Wereldoorlog in Moose Jaw zijn gemaakt, want alleen al in 1942 waren
vanuit deze stad 2.000 exemplaren naar Europa verscheept. Daar waren ze aan
militaire ziekenhuizen of burgerslachtoffers geschonken. Minstens één exemplaar
was evenwel achtergebleven in Moose Jaw - de deken die in 1953 door Betty
werd ingepakt voor verzending naar Nederland.
Betty's actie werd door haar collega's niet in dank afgenomen. Maar hun teleur
stelling sloeg om in trots toen de Moose Jaw-afdeling een telegram van het
Nederlandse Rode Kruis ontving. Daarin werd dank gezegd voor de schenking
van de hulpgoederen in het algemeen, en die van de quilt in het bijzonder! In
Nederland, waar men niet op de hoogte was van de achtergrond van de quilt,
verkeerde men kennelijk in de veronderstelling dat deze naar aanleiding van de
ramp was gemaakt en dat inwoners van Moose Jaw spontaan hun medeleven
hadden geuit door hun naam erop te laten borduren.
Het Nederlandse Rode Kruis besloot deze bijzondere deken dan ook niet aan een
hulpverlenende instelling te schenken, maar aan het 'Stedelijk Museum' in
Zierikzee. Schouwen-Duiveland had zwaar onder de stormvloed geleden. Hier
was de deken, die de solidariteit van het Canadese volk zo fraai symboliseerde,
op zijn plaats, zo was de overweging. Het geschenk werd door het stadsbestuur
in dank aanvaard. Toen een vertegenwoordiger van het Canadese Rode Kruis in
mei 1954 Zierikzee aandeed, werd hem de quilt getoond. De deken, waarop
iemand inmiddels de Nederlandse tekst 'RAMPJAAR 1953' had geborduurd, hing
in het vertrek naast de torenkamer van het stadhuis (de huidige 'tegelkamer'). Een
verslag van het bezoek werd, met foto's van de quilt, naar Moose Jaw gestuurd.
Hoelang het gedenkstuk in het museum is tentoongesteld is niet bekend. Vast staat
dat het op een gegeven moment naar een depot in de pakhuizen tegenover het
stadhuis is overgebracht. In 1989 werd daar de in vergetelheid geraakte quilt terug
gevonden. Omdat de deken inmiddels sterk in kwaliteit was achteruitgegaan,
besloot het museum in 1992 een restauratie uit te laten voeren. Het jaar daarop werd
de herstelde quilt tentoongesteld tijdens een herdenkingsexpositie over de ramp.
De quilt, die door een toeval naar Nederland was gezonden, kreeg dus een onver
wachte, nieuwe betekenis: het gedenkteken voor hulpacties tijdens de Tweede
Wereldoorlog, jaarlijks tentoongesteld in Bellamy's Furniture Store te Moose Jaw,
werd een gedenkteken voor hulpacties tijdens de Ramp in een Nederlands museum.
Lange tijd was niemand in Zierikzee op de hoogte van de geschiedenis van de
doorgestikte deken. Deze kon eerst in 2000 worden opgehelderd toen de inmid
dels gepensioneerde Betty Lien, kopieën en foto's uit het archief van het Rode
Kruis te Moose Jaw naar Zierikzee opstuurde. Daaruit blijkt dat de deken een van
de vele 'Red Cross Signature Quilts' was die tijdens de beide wereldoorlogen in
Noord-Amerika en Australië zijn gemaakt. Deze dekens leverden niet alleen geld
voor het Rode Kruis op, tegelijkertijd hadden ze uiteraard een zeer praktische
toepassing. Wellicht nog belangrijker waren de sociale aspecten van de quilts.
Door dekens te maken kon het thuisfront uiting geven aan zijn betrokkenheid bij
de oorlog. De soldaten en de burgers die een deken ontvingen, zagen er vaak
een teken van medeleven en solidariteit in.
93