'M'n motte de klokke luje'
In de vliegende storm bereikten de Kesteloo's weer het eigen dorp. Het was stil
op de Ring. De meeste dorpelingen sliepen nog steeds. 'M'n motte de klokke
luje', concludeerde Kesteloo senior vanachter het stuur. 'Doe jie 't ma', zei hij en
zette zijn oudste zoon - de achttienjarige Wim - ter hoogte van het plantsoen af.
Op zich was het voorstel acceptabel. De klok hing sinds het einde van de oorlog
niet meer onbereikbaar hoog in de zeskantige toren. Deze was in 1945 door weg
trekkende Duitsers moedwillig opgeblazen. Sindsdien hing hij - in afwachting
van betere tijden - in een houten klokkenstoel, in het dorpsplantsoen. Zelfs in
het donker was het klokkentouw toegankelijk genoeg. Zo begon Wim in zijn
eentje te luiden. (1) Geen gemakkelijk karwei. Weldra verschenen de eerste
gealarmeerde Nieuwerkerkers. Verwonderd vroeg men zich af wat of dit allemaal
betekende. Niemand had enig besef van de waterdreiging waaraan de klokken
luider zojuist was ontsnapt. Maar ach, het zou zo'n vaart wel niet lopen. Enige
tijd was Wim daar in z'n eentje druk doende. Toen kwam een leeftijdgenoot aan
lopen en informeerde met de woorden 'Wat doet 'r op?' De reactie was kort maar
duidelijk: 'Ellup m'n alsjeblieft liever trekke!'
Achteraf verbijsterend, de argeloosheid van de samenscholende dorpelingen. Dit
ondanks het herhaalde refrein van Wim Kesteloo: 'De dieken binne dühebroke!
't Waeter komt 'r an!' Wel verklaarbaar, omdat de inundatie van 1944 van Schouwen-
Duiveland, ieder nog vers in het geheugen lag. De bezetter had toen de sluizen
opengezet om een mogelijke geallieerde invasie te voorkomen. Bijna alle eilanders
moesten evacueren. Toch was het water toen niet hoger gekomen dan maximaal
anderhalve meter. Zou dat nu ineens anders zijn? Men onderschatte dan ook de
kracht van zowel deze storm als het stijgende water. Bovendien, men bevond zich
hier toch ook nog op één van de hoogst gelegen delen van het dorp? En de mensen
van buiten? Ach, die zouden hun zolder wel weten te vinden Aan de voet
van de klokkenstoel, had een bewoner van 'd'n Achteromme' - als één van de
weinigen - andere gedachten. 'Ja, ma noé is 't angders 'óör! 't Waeter komt vee
'oaher'. Onwetend van wat komen ging, zou het natuurgeweld zelfs zijn stoutste
verwachtingen overtreffen. Inmiddels omklemden andere handen het klokken
touw, zodat Wim naar huis kon terugkeren. Daar ontmoette hij zijn verontruste
moeder. Hoe zou het met haar zuster en haar gezin op boerderij 'Krabbenhoeke',
gesteld zijn? Voor alle duidelijkheid besloot echtgenoot Jan ook daar te gaan
kijken, via de Oosterlandse dijk. Daar aangekomen, bleek de Oosterlandse polder
geïnundeerd te zijn. Dus moest hij wel rechtsomkeert.
Een wakkere koster
Bijna aan liet einde van de Weststraat - woonde Piet Peute. Hij was al vroeg uit de
veren, zoals elke zondagmorgen. Want dan was hij koster in de Gereformeerde
Kerk aan 'de Straetpad'. Eer de doorsnee kerkganger in de kerkbank aanschuift,
heeft een koster er dan al heel wat uren opzitten. Omdat het winter was, aan hem
de zorg om het kerkgebouw tijdig op temperatuur te hebben. De kachel was
's zaterdagsavonds al aangestoken en diende brandend gehouden te worden. Het
was nog pikkedonker toen hij zijn huis verliet en door de donkere straten naar de
kerk ging. Terugkerend naar huis, liep hij gemeentebode/-werkman Johannes
Stoutjesdijk, tegen het lijf. Aan de Ring stonden enkele mensen te praten. De
Nieuwerkerkse brandweer was inmiddels uitgerukt. Van hem vernam hij: 'Dreister
loapt ongder!' Spontaan wilde Piet zijn spade ophalen, om ginds te gaan helpen.