Een autobus vol zeeuweti rijdt naar de veiligheid
'Heel het eiland is weg, hoor - Duiveland komt nooit weer droog'
- 6februari 1953 -
Vroeg in de morgen vaart het schip met Zeeuwse geëvacueerden Dordrecht binnen,
maar het kan niet dadelijk meren, omdat twee Rijnaken in de weg liggen. Terwijl
de bas van de stoomfluit de havendienst sonoor waarschuwt, klimt een vermoeide
dokter alvast aan boord, een halsbrekende toer, maar hij verdwijnt ten slotte toch
tussen de boeren met hun vrouwen en kinderen die, in dekens en wijde soldaten
jassen gehuld, gelaten zwijgend op het dek bij elkaar staan. Aan de wal, waar de
autobussen van de evacuatiedienst al uren wachten, zet een klein vrouwtje de
handen aan de mond en roept:
'Kom jullie van Duiveland?'
'Ja, aomae Niewekèrrekers', schreeuwt een oude man, die vlak bij de reling staat.
'Is Anna van Willem bij jullie?'
Even een aarzelende stilte.
'Nêê, die is wèg, oor...' klinkt het dan over het water.
Weer loeit de stoomfluit. De dokter is op de commandobrug verschenen en roept
met een harde, zakelijke stem naar zijn helpers op de kade: 'Twee. Twéé zware.'
Hij steekt er zijn vingers bij
op. Met ronkende motoren
trilt het schip nu langzaam,
in wild-schuimend water
naar de vrijgemaakte wal en
schuift een loopplank uit.
Na een barre tocht van een
dag en een nacht zijn hon
derd mensen uit het weg
gespoelde Nieuwerkerk ein
delijk 'in stad.'
Eerst komen de zieken aan
wal - een uitgeputte vrouw
op een brancard, een door
twee matrozen ondersteun
de oude man, die wankelt
als een beschonkene, terwijl
zijn hoofd stuurloos heen
en weer zwalkt.
S. Carmiggelt. Jaren vijftig
(Coll. George Verkuil).
26