en Naamkunde te Amsterdam, later opgegaan in het Meertens Instituut. De woor den- en vragenlijsten die Boot als correspondent instuurde, zijn niet in enig archief te achterhalen. In het archief van de familie Boot, ondergebracht in het gemeentearchief Schouwen-Duiveland te Zierikzee, bevindt zich een uitgebreide verzameling streekeigen woorden en uitdrukkingen met de betekenis in de standaardtaal. In de naoorlogse periode schreef hij in enkele schoolschriftjes in een minuscuul handschrift een aantal verhalen in de streektaal van de Schouwse Westhoek over alledaagse dingen zoals: het nieuwe jaar, eremoe, het leveren van vette beesten, het straofeest, de meekrapcultuur, de markten in Renesse en Zierikzee, het darinckdelven en vele andere onderwerpen. In dit artikel worden zijn verhalen, getiteld 'Eremoe' en de 'Strao' integraal opgenomen. In het eerste verhaal beschrijft hij de problemen die tengevolge van de schrijnende armoede het leven van alledag in de Westhoek van Schouwen in de jaren 1885 - 1895 kenmerkte. In het tweede verhaal blikt hij terug op de viering van de 'Strao' aan het begin van de twintigste eeuw. Hij waagt zich echter niet aan en uitspraak over de oor sprong van de 'Strao'. Met respect schrijft hij over de onderwijzer J.A. Hubregtse, wiens theorie over de oorsprong van de 'Strao' herhaaldelijk was weerlegd. In een naschrift bij dit verhaal, gedateerd in 1964 schrijft hij in de standaardtaal: "Nu zijn de paarden ook verdwenen er waren op de 'Stroamaar vier paarden meer. De paarden zijn vervangen door tractoren". Tuinbouwschool aan bet Shiispad te Haamstede. (Coll. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland Zierikzee.) Eremoe Wa'k noe hai vertèle is uut d'n ouwen tied, d'n hoeien ouwen tied, dai niks van deugde, 't Is uut de slechte boerejaeren van 1885 - 1895. Ze zegge wel's: "as't d'n boer hoet hait, hait 't aole mensen hoet". Ma in dien tied was 't aomaile èremoe wat de klokke luuide. In die jairen oorde je vee van uutgebrande1 boeren, dat 105

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 107