vroegere professoren, hij bestelde studieboeken in Parijs om op de hoogte te blij
ven. Kortom, men krijgt uit deze enthousiaste brieven de indruk van een voor
zijn vak bevlogen man, die bovendien met kennis van zaken sprak. In de verza
meling brieven ontbreken vaak de antwoorden, behalve van zijn grote vriend
Goosman. Het is niet duidelijk of de zaak langzaam doodbloedt of dat de ant
woorden niet bewaard zijn gebleven. In ieder geval ontbrak de noodzakelijke
terugkoppeling en discussie om een wetenschappelijk beroep levend te houden.
De meeste zorgen baarde de concurrentie van de zogenaamde veterinaire hoef
smeden. In 1813 richtte hij een brief aan de Inspecteur-generaal van de veterinai
re scholen in Frankrijk. Hij klaagde zijn nood, dat hij de enig gebrevetteerde vee
arts in Zeeland is en dat hij moet opboksen tegen deze hoefsmeden in een land
waar men nog niets wist van veterinaire geneeskunde. Hij zinspeelde op een kei
zerlijk decreet van januari 1813 dat voorzag in een voortgezette studie van twee
jaar die meer status zou geven aan het vak. Hij vroeg of het nodig was dat hij
nog een aanvullend diploma verkreeg. Hij kreeg geen antwoord op deze nood
kreet; het was in de nadagen van het keizerrijk.
Twee jaar later schreef Dingeman aan de provisionale regering van de stad
Zierikzee dat hij geen genoegzaam bestaan kon vinden in de uitoefening van de
veeartsenij.
Epiloog
Waarom werd de carrière van een briljante jongeman, die kennelijk van zijn vak
hield, zo snel afgebroken. Ogenschijnlijk waren er geen duidelijke redenen voor,
hij behoorde immers tot de beste van de studenten uit Alfort. Hij werd gewaar
deerd door professoren en studiemakkers. Ondanks het feit dat hij één van de
jongsten was, vertegenwoordigde hij vaak de groep in onderhandelingen met
autoriteiten en onderwijzend personeel. Hij had geen problemen met de omgang
met hoger geplaatsten zoals de secretaris-generaal of de minister. Een hulp bij dit
alles was dat hij waarschijnlijk voortreffelijk Frans sprak. En eenmaal gevestigd
bleek hij een goed, maar wel erg eenzaam, practicus te zijn.
Er zijn vele oorzaken aan te voeren. Het Hollandse gouvernement had, ook onder
Franse druk, de opleiding tot veearts wel gestimuleerd, maar eenmaal zover geko
men, was de opvang van de eerste veeartsen in ieder geval in financieel opzicht
erbarmelijk. Een belangrijke rol speelde de snel wisselende politieke situatie
waardoor het moeilijk was een lijn te volgen, veranderingen waren aan de orde
van de dag. Zo moest Dingeman via een Hollandse collega vernemen dat hij niet
meer onder het Hollandse gouvernement viel, maar onder Frankrijk. Vervolgens
was er weer de overgang naar het onafhankelijke Koninkrijk Nederland.
Belangrijk was ook het ontbreken van terugkoppeling naar collega's, enerzijds
door de afstanden, anderzijds had men het veel te druk met het hoofd boven
water houden. Dingeman smeekte in zijn brieven soms om antwoord, maar zijn
makkers op één na waren niet zulke schrijvers. Van wetenschappelijke bijeen
komsten van vakgenoten had men nog niet gehoord, laat staan dat men er toe
opgeleid was. Trouwens het was met één veearts per departement een moeilijk
haalbare zaak. In de praktijk was men vooral financieel afhankelijk van de boe
renbevolking, deze vertrouwden de nieuwlichters, die bovendien semi-ambte-
naar waren, nog niet. Bovendien was Dingeman gevestigd in een provincie waar
de nadruk lag op de landbouw. Veeteelt en de zorg voor paarden was er minder
aan de orde dan in andere gebieden van Nederland.
32