De vraag rijst waarom iemand met de capaciteiten van Dingeman zich niet heeft laten inschrijven voor de aanvullende opleiding in Leiden die in 1815 werd ge opend. In het bovenstaande kwam ter sprake dat hij hier wel pogingen voor heeft gedaan in Frankrijk. Het was allemaal wel wat zwaar voor een weliswaar intelligente maar toch provinciale jongeman. De oorzaken liggen waarschijnlijk juist in die burgerlijke beslotenheid, maar ook in het karakter van Dingeman. Uit de brieven komt hij naar voren als een man die van het goede leven hield, graag geld uitgaf maar daar ook sterk mee gepre occupeerd was. Hij had nooit genoeg en vader Jan bleef wissels schrijven. Hij kwam uit een milieu waar men in goeden doen was; ook zijn schoonvader, makelaar in effecten, behoorde tot de gegoede burgers. Uit de nalatenschap van Maria van de Polder blijkt dat zij een rijke vrouw was. Het beroep van veearts was eervol, maar de inkomsten waren niet van dien aard dat hij zich een onaf hankelijke positie kon verwerven in dit welvarende handelsmilieu. Het blijft gis sen in hoeverre Mietje en haar vader invloed hebben uitgeoefend op zijn beslis sing, de positie van vader Van de Polder was in ieder geval dusdanig dat hij het proces een duwtje in de goede, door hem gewenste, richting kon geven. En zo gaf hij dus, voor ons misschien onbegrijpelijk, een andere richting aan zijn talent en bouwde een familie van plaatselijke magistraten op. Hij heeft niet meer gewe ten dat zijn kleinzoon Marius van der Vliet een bloeiende veeartsenpraktijk had in Zuid-Beveland. Geraadpleegde literatuur Beschikking van de Minister van Binnenlandsche zaken 1 maart 1808 Buth, M.K., Veeartsenij op Schouwen-Duiveland in de 19e eeuw, in: Kroniek van het land van de zee meermin (Schouwen-Duiveland), 26e jaargang (2001), p 71-84. Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel, Verslagen en Mededelingen van de directie van den landbouw, 's Gravenhage 1916. Faber, J.A.,Cattle-plague in the Netherlands in the eighteenth century, in:. Mededelingen van de Landbouwhogeschool te Wageningen. 62e jaargang, (1962). p,l-7. Frijhoff, W.T., Noord-Nederlandse leerlingen aan de veeartsenijschool te Alfort in de Franse tijd. In: De Nederlandse Leeuw, 93e jaargang (1976) p. 372-377. Hekmeyer, F.C., The report of the results of the examinations held in 1808 and 1810, in: Tijdschrift voor veeartsenijkunde en veeteelt, le jaargang, (1863) p.246-247 en 2e jaargang (1865), p.42-48. Hoorn, C.M. van, Overzicht van doctores medicinae heelmeesters en artsen in Zierikzee en op Schouwen-Duiveland gedurende de negentiende eeuw, Uitgave Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland 1991. Hoorn, C.M. van, Kool-Blokland, J.L., Geneeskunde in Zierikzee, Gemeente Zierikzee en Zierikzeese Slavenkas. Steun van Glaxo b.v. Kreiser, B.R., La cendrillon des sciences. Toward the professionalisation of veterinary medicine in eighteenth and nineteenth century France, in: Cahier Symposium Veterinair Historisch Genootschap, The origins of veterinary schools in Europe, (1996) p. 13-21. Originally published in: Proceedings of the Consortium on Revolutionary Europe 1750-1850, 13e jaargang (1984), p 180-197. Kroon, H.M., De voorbereiding en oprichting van's Rijks-veeartsenijschool, in: Een eeuw veearstenij- kundig onderwijs 1821-1921. Utrecht, Senaat der Veeartsenijkundige Hoogeschool (1921), p. 54-55. Leeflang, P., An attempt to summarize and to compare, in: The origins of veterinary schools in Europe, Cahier Veterinair Historisch Genootschap (1996,1997) p. 70-73 Magazijn van de vaderlandsche landbouw, onder: berigten uit het algemeen verslag van de 4e Algemeene Vergadering van afgevaardigden uit de Commissies van Landbouw sedert Hooimaand 1808, deel 5, (1810). Mathijsen, A.H.H.M., The incubation and foundation period of the veterinary school at Utrecht, the Netherlands. Cahier Veterinair Historisch Genootschap. The origins of veterinary schools in Europe (1996,1997) Offringa, C., Van Gildesteyn naar Uithof 150 jaar diergeneeskundig onderwijs in Utrecht, I, Utrecht (1971) 33

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 35