'Zierikzee met 7300 inw., is eene uitmuntende zeehaven. Zij heeft eene voorstad, alwaar twee scheepstimmerwerven. Twee schoone havens, van welke de Nieuwe haven een half uur lang en eene der beste en schoonste van ons Land is. Er zijn zes kerken. Er is ook veel handel in granen en meekrap, heeft twee vischhoekers en kustvisscherij. Op den marktdag is er boter, eijeren, paling en in den tijd eendvogels, veel konijnen en vogeleijeren.' (blz. 30, derde druk). Opleiding In het jaar van de verhuizing van Burgh naar Zierikzee is Jan Albertus school plichtig geworden. Dat betekent dat hij geacht wordt naar school te gaan. Welke school voor Jan wordt uitgekozen is niet bekend. Is het misschien de Frans- Hollandse burgerschool van schoolhouder P. Roest, waar hij op vijftienjarige leeftijd ondermeester is? Heeft de meester zijn pientere leerling aangespoord het uitgebreid lager onderwijs te volgen, met vakken als Frans en wiskunde? Een speciale opleiding voor het onderwijzersambt bestaat nog niet. Een kwekeling kan zich op zijn leerschool voorbereiden op zijn eerste examen, dat voor de vier de rang. Het mondeling gedeelte wordt afgenomen door de schoolopziener van het district. Het schriftelijk werk wordt opgestuurd naar de Provinciale Onder wijscommissie. Jan legt zijn examen af bij de schoolopziener in het district Schouwen en Duiveland, ds. A. Uijttenhooven. De eisen waaraan hij moet voldoen omvatten een tamelijke bedrevenheid in lezen, schrijven en de beginselen der rekenkunde. Ook moet hij aantonen enige aanleg tot het geven van onderwijs te bezitten. De Onderwijscommissie in Middelburg verleent hem het 'Bewijs van Algemene toelating tot het geven van onderwijs', zodat hij nu officieel aangesteld kan wor den als ondermeester. De komende drie jaar gebruikt hij voor de studie voor het volgende examen, dat voor de derde rang. De exameneisen omvatten enige kennis van de Nederduitse taal. vaardigheid in het rekenen met breuken en een juist begrip van doelmatig onderwijs. In 1824 legt hij dit examen met goed gevolg af bij de Provinciale Onderwijs commissie in Middelburg, de gezamenlijke vergadering van schoolopzieners. Ook wordt hem de bevoegdheid voor de Franse taal verleend. Nu hij in het bezit is van zijn nieuwe rang, solliciteert hij naar Dreischor, waar hij in 1825 benoemd wordt tot ondermeester op de school van Cornelis Monté. Na twee jaar neemt Jan een grote stap: hij vertrekt uit de provincie naar Leerdam. Op de kostschool voor jongens wordt hij tweede secondant, een andere bena ming voor ondermeester. In 1829 krijgt hij de kans om eerste secondant te wor den op de Stads Franse kost- en dagschool in Zaltbommel. Gedurende deze jaren moet er ook gestudeerd worden. Het behalen van de tweede rang vereist enige kennis van aardrijkskunde en geschiedenis en een goed vakmanschap. Als hij vierentwintig jaar is, gaat hij op voor dit examen. In Arnhem ontvangt hij van de Onderwijscommissie deze bevoegdheid, ook voor de Franse taal: voor Jan weer een aanleiding om van werkkring te veranderen. Hij wordt nu eerste secondant op een kostschool in Delfshaven. Dienstplicht en huwelijk In het jaar 1830 is het politiek erg onrustig. In de Zuidelijke Nederlanden (België), die sinds 1815 samen met ons land het Verenigd Koninkrijk der 37

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 39