één of meer provincies. Vergezeld door de schoolopzieners in de verschillende districten legt hij vele schoolbezoeken af. Zijn ervaringen worden vastgelegd in levendige verslagen, die een goed beeld geven van het gewone schoolleven. In 1838 is Zeeland aan de beurt. Onze provincie is in die tijd verdeeld in vijf schooldistricten: Walcheren en Noord-Beveland (le), Schouwen, Duivelancl en Tholen (2e), Zuid-Beveland (3e), West Zeeuws-Vlaanderen (4e) en Oost Zeeuws- Vlaanderen (5e). Samen met de schoolopziener in het Tweede schooldistrict, mr. J.A. Schneither, rector van de Latijnse school in Zierikzee, worden scholen bezocht in Zierikzee, Brouwershaven en een aantal dorpen. Het verslag van mr. Wijnbeek geeft een goede indruk van het onderwijs op Schouwen en Duiveland in die tijd: bekwaamheid onderwijzers, toestand lokalen en schoolmeubelen en de kwaliteit van het onderwijs. Allereerst maakt de hoofd inspecteur een opmerking over de invloed en het werk van de schoolopziener: De laatstvorige schoolopziener Uytenhooven is nog in leven, doch kindsch geworden. In de laatste jaren is het schoolonderwijs onder hem in Schouwen en Duiveland ten platten lande niet vooruitgegaan. Zijn opvolger sedert 1 jaar heeft veel moeite om de meeste onderwijzers, die zeer verslapt zijn in hunne pligtbe- trachting, aan geregelclen orde en behartiging van hun beroep te gewennen. Van zijnen ijver is echter te verwachten, dat hij hierin van lieverlede bij de meesten zal slagen Mr. Wijnbeek constateert dat in enkele scholen het onderwijs vrij goed is, in andere beneden de middelmaat of zelfs slecht. De onderwijzers op deze laatste scholen zijn 'eigenzinnig en dus overbeterlijk'. De Burghse school behoort helaas niet tot de bezochte scholen, zodat een vakkundige beoordeling van meester Manus van der Jagt en zijn onderwijs ontbreekt. Doordat de archieven van de Schouwse schoolopzieners niet bewaard zijn gebleven, zijn er ook geen versla gen van hun jaarlijkse bezoeken aan de Burghse school. Opmerkingen van meer algemene aard staan er wel in de Jaarrapporten van de gemeente Burgh en de Beredeneerde verslagen van de toestand van het lager onderwijs (vanaf 1859). De Plaatselijke schoolcommissie, meestal bestaande uit burgemeester en wethouders, geeft in deze rapporten en verslagen ook haar oor deel over de onderwijzer. De verslagen van de schoolcommissie, die de school zo n elf keer per jaar bezocht, bevatten ook informatie over andere aspecten van het onderwijs. Er wordt vermeld dat naast gewoon lager onderwijs de kinderen ook les in de Franse taal kunnen volgen. Naast verplichte zanglessen wordt ook na schooltijd gezongen. In de wintermaanden is er een aparte zangschool onder leiding van de hoofdonderwijzer, 'tot oefening van het Kerkgezang'. In 1873 wordt er zelfs gesproken over een 'zangvereniging onder leiding van de hoofd onderwijzer.' Uit de verslagen wordt ook duidelijk dat meester Manus van der Jagt avondon derwijs geeft. In januari I860 ontvangen 27 leerlingen (19 jongens en 8 meisjes) deze vorm van scholing. De lessen, die in de wintermaanden gegeven worden, zijn bedoeld voor kinderen die de school vroegtijdig moesten verlaten om te gaan werken. In de namiddag van half zes tot half acht hebben zij zodoende nog een mogelijkheid om de leerstof te herhalen of zich verder te bekwamen in de lagere schoolvakken. Dit onderwijs moet zo gegeven worden dat zij van het geleerde nut kunnen trekken voor den stand, voor welke zij bestemd zijn.' (H. Wijnbeek, Eindverslag 1839) 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 43