zeer gelukkig moet rekenen met die toelage van 150,-, anders, vriend lief! leed
ik met mijn zwaar huisgezin en zoo veel zieke dagen bijna armoede. Ook heb ik
maar eene enkele voor de Fr. taal en dat nog maar halve dagen;
Daarentegen heb ik eene grooten, winstgeevenden moestuin en overigens een
gunstig vooruitzigt'.
Na de invoering van de nieuwe Onderwijswet (1857) komt er verandering in de
opbouw van het inkomen van de onderwijzers. De gemeente krijgt de taak nu
zelf schoolgeld te gaan heffen. Het schoolhoofd, als 'ontvangstnemerzal hiervan
voortaan maar 20% ontvangen. Dit betekent dat zijn jaarwedde verhoogd moet
worden. De vaststelling van dit bedrag blijkt in de vergadering van de gemeente
raad van 13 juni I860 een moeilijk punt te zijn. Uiteindelijk wordt op 14 septem
ber I860 de jaarwedde vastgesteld op een bedrag van 560.
Ondemvijzersgezelschap Westelijk Schouwen
Uit de behoefte aan onderling contact, praten over onderwijszaken en uitwisse
ling van ervaringen om zodoende de vakbekwaamheid te vergroten, ontstaan er
in het begin van de 19e eeuw onderwijzersgezelschappen. Het eerste gezelschap
in Zeeland wordt op 15 september 1815 op Schouwen opgericht. Aanvankelijk
zijn alleen de schoolhoofden van Burgh, Haamstede, Renesse, Noordwelle,
Serooskerke en Ellemeet lid. Later worden ook de ondermeesters toegelaten.
Voor iedere vergadering wordt door een van de leden 'huiswerk' opgegeven: vra
gen op pedagogisch gebied, rekenvraagstukken, taal- en redekundige vragen en
opdrachten op het gebied van aardrijkskunde en geschiedenis. Een groot deel
van de volgende bijeenkomst wordt dan besteed aan het behandelen van deze
voorbereide werkzaamheden.
Voor de vergadering van 17 augustus 1867 geeft meester Van der Jagt zijn colle
ga's de volgende opdrachten: 1. Een schip is lang over steven 90 voet, breed op
zijne uitwatering 23 vt., diep in het ruim 12 vt. en hoog tusschendeks 5 vt.
Hoeveel last houdt dat schip? 2. Hoe trekt gij een ovaal; hoe een van 8 duim lang
en 5 dm. Breed? 3- Ik las: 'De oude Duitschers hadden geen wit maar zwart zout
en geen enkelen vruchtboom. Wat is daarvan? 4. Hoeveel is een talent, sikkel, zil
verling, dragma, penning, denarius, Hebr. pond? De secretaris notuleert: 'Al deze
werkzaamheden geven overvloedig aanleiding om deze bijeenkomst belangrijk
en nuttig te doen zijn.'
Voor sommige collega's zijn de opdrachten te theoretisch van aard. In de verga
dering van mei 1869 vraagt meester Polderman: om in de toekomst de werk
zaamheden meer practisch gericht te laten zijn, meer onderling van gedachten te
wisselen en voor de school bruikbare zaken aan de orde te stellen.' Een vast
onderdeel van de agenda is ook een voordracht van één van de leden. Tot
besluit worden er enige meerstemmige liederen gezongen.
Naast de contributie die de leden betalen, stimuleert de overheid het werk van
deze vakgroepen door een jaarlijkse subsidie te verlenen. Voor dit bedrag - in
1840 15 voor een gezelschap - worden boeken aangeschaft en één of meer
abonnementen op onderwijskundige tijdschriften betaald.
Direct na zijn benoeming in Burgh wordt meester Manus van der Jagt als lid toege
laten. Het nieuwe schoolhoofd wordt al spoedig een gewaardeerd collega. Op 30
oktober 1841 benoemen zij hem tot secretaris. Hij blijft dit tot 1864, zodat mint
twintig jaar de werkzaamheden uit de door hem geschreven notulen gevolgd kun
nen worden.
44