Het 'Lees- en leerboekje over de eerste beginselen der aardrijkskunde en de pro
vincie Zeeland' van de hoofdonderwijzer te Burgh geeft een enorme hoeveelheid
feiten; illustraties en kaartjes ontbreken. De voornaamste zaken, 'die eerst geleerd
en vooral onthouden moeten worden', zijn in een grotere letter gedrukt. In het
'Voorberigt' van de vierde druk geeft de schrijver zijn opvatting over het vak
aldus weer: 'Het is eene erkende zaak, dat het aanvankelijk onderwijs in de
Aardrijkskunde moet uitgaan van hetgeen voor de voeten ligt, d.i. van der kinde
ren woonplaats en hare naaste omgeving. En zich van hier verder over de
Provincie, enz. uitbreidende, met al wat daarbij op te merken valt, kan en moet
alzoo dit schoone en leerzame vak dienstbaar worden ter bevordering van alge-
meene en nuttige zaak- en wereldkennis, waartoe het eene zoo milde bron is.'
Over Burgh schrijft hij (in grote letters): 'Burgh heeft eene der fraaiste dorpsker
ken van ons Land met een zeer netten toren.' In kleine letters voegt hij nog
Titelpagina's van twee uitgaven van de Burghse schoolmeester'
gegevens toe over de gedenktekens van de familie De Huybert en het slot
Kraaijenstein. Op welke wijze in die jaren het menu van de plaatselijke bevolking
wordt aangevuld staat in de volgende paragraaf: 'De duinen, die bij Burgh en
Haamstede zeer breed zijn, leveren des winters eene grote menigte smakelijke
konijnen op, wier huiden tevens een belangrijk voordeel opleveren. Men reken
de de jaarlijksche vangst vroeger op 20 a 25000, in de laatste jaren 8 a 10000;
doch dewijl men de duinpolder thans deels tot bouwland maakt, worden ze sterk
geroeid. De westkust van dit eiland is bijna geheel met bosschen bezet, welke
zeer veel hakhout, meest tot elzenmutsaards, oplevert.'
Het boekje over Zeeland eindigt met een 'Schetsje van Nederland (Tot eene voor
oefening)', niet meer dan een opsomming van de provincies met hoofdsteden,
belangrijke zeeën, rivieren, kanalen, spoorwegen, eilanden en steden. Hierna volgt
het slotwoord: 'Kinderen! Nu zult gij wel begeerig zijn te weten wat er van die
genoemde en andere voorname steden en streken van ons Land merkwaardigs te
zeggen valt. Daartoe zal uw onderwijzer u welligt nu een volgend boekje geven.'
47