geplaatst. Men renoveerde in dat jaar het gehele erachter gelegen pand, deels herbouwend, maar wel gebruik makend van de oude fundamenten. Zo bleef in het middendeel onder de trappenhal een kleine kelder bewaard nog daterend uit de eerste helft zeventiende eeuw. In 1985 waren bij een inspectie van deze kel der de vier wanden nog volledig met tegels bezet. In de jaren negentig van de twintigste eeuw is puur uit financieel gewin deze kelder gestript van praktisch al zijn tegels (afb.l). Er zijn nog enkele voor de tegelhandel niet interessante kapot te, gebroken of tijdens het bakproces qua verfkleur vervloeide tegels achtergela ten (afb.2). Ook zijn op enkele moeilijk leeg te maken plekken (afb.3), bijvoor beeld in een hoekje direct naast de houten trap), tegels achter gebleven. Deze schamele resten van wat eens een volledige kelderbetegeling was, stellen ons nog in staat te bepalen waarmee een kelder van een pand in Zierikzee oorspron kelijk bekleed is geweest. Het was opmerkelijk dat indertijd op één wand de tegels duidelijk in twee lagen boven elkaar waren aangebracht. Dit moet men zien als een tweede poging een al betegelde, maar nog water doorlatende wand met het aanbrengen van een nieuwe laag tegels alsnog waterdicht te krijgen. Thans zijn nog drie verschillende tegeltypen in het keldertje aanwezig. Alle drie tegeltypen tonen als middenfiguur een bloempot met boeket en zijn alle in blauw uitgevoerd. De meeste bewaarde tegels en tegelfragmenten hebben een vrij grote ossenkop als hoekfiguur, het geen wijst op een aanmaakdatum vroeg in het tweede kwart van de zeventiende eeuw. Bloempot De bloempotfiguren hebben op tegels een streng symmetrische opbouw en zijn niet gemaakt naar voorbeelden van glas of porselein, maar naar vazen van aarde werk of metaal (afb.4). De vorm van de vaas was niet zoals men toen in Nederland ten onrechte dacht, overgenomen uit de antieke wereld, maar was volledig ontsproten aan de fantasie van de in Noord-Italië werkzame faience-bak- kers of metaal/zilversmeden. De figuratie op het schilderwerk van tegels in Nederland is, net als overigens het gehele tegelidioom, linea recta afkomstig uit Noord-Italië. Dergelijke hoog opgaande vazen met die grote S-vormige gekrulde oren, bestaande uit twee tegen elkaar indraaiende spiralen, zo hoog aangezet aan de bovenzijde van het bolle, plaatselijk soms ingesnoerde vaaslichaam en de nauwe hals, alsof het amforen betreft, staan uiterst wankel op een te kleine voet met balknoop. Ze zijn nimmer door de uit Italië naar de Zuidelijke Nederlanden gekomen faiencebakkers en hun Nederlandse navolgers als een echte vaas gemaakt. Ook het gebruik van de volle kleuren groen, geel, blauw en oranje bruin op de eerste in Nederland gemaakte tegels was nog volledig geënt op het kleurgebruik van in Noord-Italië gemaakte faience. Vanwege de kleinheid van de afbeelding van de bloempot op tegels heeft men de op Italiaanse vazen gebrui kelijke versiering met grotesken maar weggelaten. Zeldzaam, maar wel getuigend van speelsheid, is het op tegels soms voorkomen van een afbeelding van een ons toelachend gezicht (masceron) op de buik van het vaaslichaam. De aanvankelijk altijd ronde, maar later vaak langwerpige en ingesnoerde bloemenvaas staat, zoals reeds gezegd, altijd op een te kleine voet, waardoor het een wankele indruk maakt. Wanneer de gehele constructie in werkelijkheid zou bestaan, zou dit een toonbeeld van beheersing van evenwicht zijn. 68

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 70