Boeket Voor bloemenvaasschilderijen geldt verbazing wanneer men de afbeelding beter bekijkt. Voor de boeketten geschilderd op bloempottegels is dat niet anders: de hals van de vaas is te nauw voor de vele steeltjes van de bloemen in het boeket, de vaas is veelal te klein voor de relatief veel te grote, vooral te hoog opgebouw de boeketten, de bloemen horen niet bij elkaar, want ze bloeien in verschillende seizoenen. Wat bezielde schilders in de eerste helft van de zeventiende eeuw om op een dergelijke wijze bloemen in vazen weer te geven? Het kon niet een pure modegril zijn, want zoals uit de binnenhuisschilderijen blijkt was, het in de zeventiende eeuw in Nederland beslist nog niet de gewoonte het interieur met gekweekte bloemen in een vaas te verlevendigen. Dit komt pas later. Bloemen, maar vooral de bloemvaasboeketten in de schilderkunst hebben vrijwel altijd een duidelijke vergankelijkheidssymbolische waarde gehad. Bloemen sym boliseren het vervliegen van de tijd, de ijdelheid van het bestaan in het alge meen. Boeketten, maar ook bloemen afzonderlijk kunnen opgevat worden als symbool van menselijke vanitas en staan voor de vergankelijkheid van alle aardse geneugten (Pavord 1999). Bloemen, ook de nog niet geplukte, zullen zoals ieder een weet, spoedig verwelken. Afgevallen bladeren tonen het reeds bezig zijnde proces van verwelken. Insecten en met name de rups, die langs een bloemsteel omhoog kruipt en tot vlinder zal worden, vertegenwoordigen het idee van de wederopstanding Schilderijen met bloemstillevens ontstaan pas als zelfstandig genre in de tweede helft van de zestiende eeuw. Schilders als Jan Breughel de Oude, Ambrosius Bosschaert, Balthasar van der Ast voegden verschillende bloemen bij elkaar tot bloemboeketten (afb.5). Op bloemenvaasschilderijen komt het door toedoen van schilders als Otto Marseus van Schriek en Willem van der Aelst tot het doorbre ken van de symmetrische schikking van het bloemboeket (Brenninkmeyer-De Rooij e.a. 1992). Dit vindt op tegels nog niet plaats. Pas laat in de achttiende eeuw ontstaat er binnen Rotterdam een serie tegels met meestal dikbuikige, soms zelfs kalbasachtige vaasjes, waarin weinige en niet meer symmetrisch geplaatste bloemen geplaatst zijn. Deze tot één serie behorende tegels zijn meestal paars geschilderd.2 In de gehele zeventiende eeuw behouden de bloemboeketten op tegels echter nog een regelmatige schilderwijze. De boeketten worden symme trisch, meestal hoog, langs een centrale verticale as opgebouwd, veelal in ordelij ke lagen, van breed beneden tot smaller bovenaan, met blad en/of besjes onder aan, dan bloemen en aan de top een tulp, kievitsbloem, anjer, lelie of keizerskroon (afb.6). De verscheidenheid aan bloemen in de boeketten op de tegels is nimmer erg groot. In tegenstelling tot de steeds weelderiger en volledig asymmetrisch wordende afbeelding op schilderijen, behouden de boeketten op tegels dus lang een uiterst stijve streng symmetrische presentatie.3 Van alle bloempottegels is zowel de bloempot als het erin staande boeket streng gestileerd. Het kunstmatige, het overgestileerd zijn van bloemenvaas en boeket is weliswaar stijlvol in de zin van elegant, maar doet uiterst maniëristisch aan. Deze gekunstelde vorm blijven we op tegels in de gehele zeventiende eeuw tegenko men. Men blijft voortborduren op een oud gekend patroon en voegt niets cre atiefs meer toe aan de precieuze stijl. Wel wordt in het verloop van deze eeuw de afbeelding wat eenvoudiger, de figuur kleiner, plomper zelfs en verliest op tegels de afbeelding van de bloemvaas en van het boeket veel van zijn gekunsteldheid. Pas tegen het einde van de zeventiende eeuw onder invloed van vooral Daniël 69

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2004 | | pagina 71