In de archipel van Zeeland kon immers geen enkel product dat men niet zelf
maakte of bezat, anders aangevoerd worden dan per boot. Naarmate de eeuwen
verstreken werd de vraag naar allerlei producten steeds groter, zowel qua hoe
veelheid als qua diversiteit. Al vanaf en eigenlijk al in de middeleeuwen gold dit
voor praktisch alle benodigde bouwmaterialen van Schouwen-Duiveland, van
baksteen tot natuursteen, van hout voor gebintconstructies tot kozijnen, van dak
pannen tot leien en tot slot van vloerplavuizen tot wandtegels. Omdat in
Schouwen-Duiveland nimmer wandtegels zijn gemaakt moet per definitie dus
iedere daar nu nog aanwezige tegel zonder uitzondering indertijd over het water
per boot zijn aangevoerd.
Waarschijnlijk zal in de toekomst onderwaterarcheologie nog een belangrijke ver
dere aanvulling kunnen geven op onze kennis over het tegel/majolica verkeer
naar Zeeland. In 2003 werd op de bodem van het IJsselmeer, net voor de haven
ingang van Hoorn, een vrachtschip aangetroffen uit het midden van de achttiende
eeuw, deels geladen met schotelgoed afkomstig van de nog steeds bestaande
firma Tichelaar te Makkum. Op Zeeland heeft betrekking de in 1975 gedane
vondst in het Engelse Vaarwater in de Oosterschelde van een scheepswrak van
een beurtschip (De Ree 1980). Deze overigens grote ook wel zeegaande bark
bleek vergaan te zijn kort na 1755 en vervoerde naast plavuizen een grote hoe
veelheid wandtegels, qua type onmiskenbaar gemaakt in een Rotterdamse tegel
bakkerij. Voor het huidige verhaal zou het natuurlijk aanschouwelijker geweest
zijn, wanneer dit een boot met in Gouda gemaakte tegels had betroffen, maar de
Goudse tegelbakkerij had juist omstreeks het midden van de achttiende eeuw zijn
deuren gesloten.1" Toch stemt dit overeen met de bevindingen welke wij bij het
tegelinventariserend onderzoek op Schouwen-Duiveland deden. Uit de zeventien
de eeuw zijn op het eiland Schouwen-Duiveland, naast in Rotterdam gemaakte
tegels, tegels bekend uit Gorinchem en Gouda18, na het sluiten van het Goudse
bedrijf omstreeks het midden van de achttiende eeuw, moest noodgedwongen
uitgekeken worden naar aanvoer van tegels van elders. Het verkregen hiaat werd
beslist niet ingenomen door tegels afkomstig van ver weg zoals bijvoorbeeld
Amsterdam of Friesland.19 Pas na het sluiten van de laatste Rotterdamse tegelbak
kerij van Van Traa in 1852, krijgen deze verder weggelegen tegelbakkerijen een
kans, die vooral door Utrechtse tegelbakkerijen zal worden gegrepen.
Literatuur
Berge, J.H. van den: De vondst op de locatie van plateelbakkerij 'De Swaen'. In: De Swaen'
Geschiedenis en productie van een Goudse plateelbakkerij uit de zeventiende eeuw. Redactie: J.
Kamermans, K. Laméris, E. Mijniieff. Lochem 2002, afbeeldingen op pp. 39, 42, 44 en 77. ISBN
90.806354.3.X.
Berge, J.H. van den: Zijn er nog historische betegelingen aanwezig op Goeree-Overflakkee? In:
Veldnamen en boerderijen Goeree-Overjlakkee, polders, eiland, leven, wonen, werken. Onder redactie
van Sociëteit Rethorica, Sommelsdijk. Zierikzee 2003, p. 180. ISBN 90.9017379.X.
Biesboer, P.: Nederlandse Majolica 1550-1650. Schotels en tegels. Hong Kong 1997. ISBN 90.9011128-x.
Brenninkmeyer-De Rooij, B. en B. Broos, F.G. Meijer, P. van der Ploeg: Boeketten uit de Gouden
Eeuw. Zwolle 1993. ISBN 90.400.9711.9.
Dolder-de Wit, H. van en H. Sprokholt: Gluren bij de buren. Monumentale interieurs in Gouda.
Uitgave bij de 15e Open Monumentendag op 8-9-2001. Gouda 2001. ISBN 90.74878.09.1.
Gruber, A.: The Renaissance and Mannerism in Europa. New York 1994. ISBN 1.55859.821.9.
Hollestelle, J.: De steenbakkerij in de Nederlanden tot omstreeks 1560. Arnhem 1976. ISBN
90.6235.005.4. pp.121, 123.
Jilleba, Fr.: Het oude Middelburgse woonhuis. Heinkenszand 1977, pp. 122 e.v.
Krelage, E.H.: Bloemenspeculatie in Nederland. De Tulpomanie van 1636-37 en de Hyacintenhandel
74