We nemen daarom aan dat er op logistieke gronden eerst een tijdelijk basiskamp, een rieten hutten-dorp, is gebouwd. Gesitueerd op een gunstige plaats, hoog op het schor, vlak bij de Zanddijk en de Zwarte Weel, die het drink- en waswater zal hebben verschaft. Daar worden de honderden gelegenheidswerkers opgevangen en van dat punt uit gedirigeerd en bevoorraad. Ook komt er een kapel. Het is een dependance van de al lang bestaande kapel aan de Platte Kapelledijk, gele gen in het uiterste oosten van de Johannesparochie van Nieuwerkerk. Een gees telijke uit de Nieuwerkerkse parochie leest er de missen. Op het kerkhof naast de kapel bestelt hij de door ziekte of uitputting overleden dijkwerkers en ontgin ningsarbeiders ter aarde. Na het vertrek van de dijkwerkersvolk zal het kamp en dus ook de kapel verlaten zijn. De graven zijn gebleven. En dat zou het mysterie van de herkomst van de veldnaam 'het Oude Kerkhof kunnen oplossen. Naast het genoemde basiskamp zullen er, op redelijke afstand van elkaar, groep jes tijdelijke rieten hutten zijn opgezet. Met name op de kreekruggen langs de vele oude, verzande kreken, die, logisch, alle naar het geplande dijktracé toelo pen en ongeveer een kilometer uit elkaar liggen. Riet als natuurlijke bouwstof is op het schor overvloedig aanwezig. Deze gunstige bijkomstigheden maken dat men het werkvolk per dijkvak kan opdelen. Die tijdelijke dijkwerkersnederzet- tinkjes, wellicht een tiental, bekorten het lopen naar en van het werk. De hoog ste delen van het schor in de buurt van het tracé worden afgegraven om met de zo verkregen zand- en kleimassa's het dijklichaam te vormen. De 'karrevelden' van toen, waar de grond voor de dijk is afgegraven, zijn door de eeuwenlan ge grondbewerking nu niet meer zichtbaar, maar liggen lager dan het oorspron kelijke niveau. In korte tijd moet er veel werk verzet worden. Palen moeten de grond in, rijs- en rietmatten gevlochten en met krammen verankerd. Het dijkli chaam moet op hoogte gebracht worden en beplant met riet en stro. Door het ingrijpende inpolderingsproces verandert het schor in een kreekrug- landschap. Met de ontwatering ervan neemt het volume van het water in de bodem af. De kleideeltjes komen vanwege hun geringere doorsnee dichter op elkaar te liggen dan de zandkorrels. De volledig met zand opgevulde kreken komen daardoor wat hoger in het land te liggen dan de daar naast gelegen ster ker inklinkende klei. Deze zandrichels zijn de kreekruggen. Ze vormen linten in het landschap, waarop de wegen komen te liggen. Dit verklaart ook de soms grillige loop van de tegenwoordige polderwegen en de plaats van de verspreide oude boerenhoeven. Om zand, klei, bouwmaterialen en voedselvoorraden op te voeren is een rede lijk stevige ondergrond nodig om niet in de modder vast te lopen. En daar heeft de natuur in de vorm van deze kreekruggen al enigermate voor gezorgd. Het moet al met al een gigantisch werk zijn geweest om in handwerk, met schop en kruiwagen, met ossenkarren en paardenspannen in zo'n korte tijd, waarschijnlijk tussen maart en oktober 1354 een dijk te bouwen van circa 2200 Putse roeden - een maat in de dijkbouw gebruikt - a 4.07 m. Dat is zo'n negen kilometer tussen de Oude Dijk bij de Sirjanslandse Polder en de dijk van de Grote en de Kleine Beijerenpolder bij Viane. De ontginning Als het bedijken tot een goed einde is gebracht volgt de ontginnningsfase. Vanaf het begin in 1353 is spuien, ook suatie genoemd, door de spuisluis in de afge damde Geule noodzaak. Het wegstromen van de neerslag in de nieuwe polder 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 11