In andere voor Zeeland relatief grote steden als Goes, Terneuzen, Zierikzee
en Tholen is het taalgebruik tussen stad en platteland volgens Evenhuis, een
Zeeuwse neerlandicus en kenner van het Zeeuws dialect, veel kleiner. Ik ver
moed dat weliswaar ook, maar een recent onderzoek naar deze veronderstelling
is er niet geweest.
De onderscheiding Noord-Zeeuws ten opzichte van Zuid-Zeeuws is gebaseerd
op een aantal duidelijke verschillen tussen beide dialectgroepen. Te denken valt
hierbij aan de door onder andere Ghijsen, Meertens en Weijnen genoemde ver
schillen:
Noord-Zeeuws: ze bin(ne), Zuid-Zeeuws: ze zïïn. Het gaat hier voor de duide
lijkheid om de vertaling van het standaardtalige zinnetje: 'ze zijn'.
Noord-Zeeuws: geen slot-n bij de meervouden tegenwoordige en verleden tijd
van een werkwoord, Zuid-Zeeuws: wel een slot-n bij de meervouden tegen
woordige en verleden tijd van een werkwoord.
Noord-Zeeuws: schuttel, butterZuid-Zeeuws: scheutel, beuter'schotel', 'boter'.
Hier is dus sprake van een verkorting van de <eu> in het Noord Zeeuws ten
opzichte van het Zuid-Zeeuws.
De Vin geeft aan dat er ook diverse lexicologische verschillen bestaan tussen
Noord-Zeeuws en Zuid-Zeeuws. Hij geeft helaas van deze verschillen geen
voorbeelden. (De Vin 1952).
In het Zuid-Zeeuws heeft men de neiging 0111 de <o> van woorden als bij
voorbeeld donker of honger uit te spreken als <oe>.
In de gebieden van het Noord-Zeeuws en Zuid-Zeeuws is sprake van dialect
groepen. Binnen deze dialectgroepen hebben de meeste plaatsen een eigen dia
lect. Het is echter wel zo dat steeds meer van die plaatselijke dialecten vervlak
ken tot de zogenaamde regiolecten. Onder regiolect verstaan we de sterk door
de standaardtaal beïnvloede vorm van dialect. Uit het oude dialect zijn de locale
eigenaardigheden verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor een vorm van dia
lect dat in een groter gebied wordt gebruikt. (Hoppenbrouwers, 1990)
In deze regiolecten overleven alleen de grootschalige dialectkenmerken. Ik zou
het als volgt willen omschrijven: Het taalgebruik binnen een groter gebied wordt
als het ware een grootste gemene deler van de oorspronkelijke onderscheiden
dialecten binnen de betrokken dialectengroep. Je zou kunnen spreken van een
dialectisch getinte taalvariëteit die hoe langer hoe meer opschuift richting stan
daardtaal.
Wel zijn dialecten van wat men zou kunnen noemen 'gesloten gemeenschappen'
duidelijk van die van plaatsen in de omgeving te onderscheiden'. We moeten
hier in het Zeeuwse taalgebied bijvoorbeeld denken aan plaatsen als: Bruinisse
(Schouwen-Duiveland), Yerseke (Zuid-Beveland), Arnemuiden (Walcheren),
Ouddorp (Goeree Overflakkee). Het betreft hier vissersdorpen met relatief veel
inwoners uit de religieus gezien zogenaamde 'bevindelijke', ook wel orthodoxe
richting.
Het is landelijk een bekend gegeven dat het gebruik van dialect steeds afneemt.
Toch valt in dat kader de frequentie van dialectgebruik in Zeeland gedurende de
afgelopen decennia nog mee. Uit onderzoeken van Evenhuis, Riemens in 1995
en van Menheere in 1986 is af te leiden dat in heel Zeeland waarschijnlijk nog
voor ruim 60% van de oorspronkelijk Zeeuwse bevolking de Zeeuwse taal, of
liever de verzameling Zeeuwse dialecten, het belangrijkste verbale uitdrukkings
middel is. Voorts is uit genoemde onderzoeken gebleken dat van de overige 40%
123