De uitwaartse en inwaartse pendel hebben zeker ook een convergerend effect richting standaardtaal op dialectsprekers van Schouwen-Duiveland: 1. de autoch tone dialectspreker zal zijn taalgebruik aanpassen aan de inwaartse pendelaar 2. de uitwaartse pendelaar zal zijn taalgebruik aanpassen aan de omgeving waar hij buiten het eiland werkt. Het is natuurlijk wel zo dat wanneer de inwaartse pen delaar of de omgeving van de uitwaartse pendelaar een eigen dialect spreken, overgegaan zal worden op het gebruik van standaardtaal. Het feit dat jongeren na hun 12de levensjaar voor het voortgezet onderwijs aange wezen waren op Zierikzee, zal vermoedelijk een wederzijdse beïnvloeding van dia- lectgebmik van de diverse dorpen en gehuchten op het eiland tot gevolg hebben gehad. Deze factor zal, naar ik vermoed, ook een substantiële bijdrage hebben gele verd aan een soort 'nivellering' van de lokale dialecten tot een zogenaamd regiolect. Eveneens zal ook de enorme jaarlijkse toeristenstroom op Schouwen-Duiveland haar negatieve sporen op de stabiliteit van het dialect achterlaten. Buiten de voor Schouwen-Duiveland specifieke sociaal-economische factoren mag de toenemende invloed van de media (radio en TV) op het taalgebruik van de dialectspreker in het algemeen niet veronachtzaamd worden. In juli 1988 schreef een Hervormde predikant uit Haamstede, ds. O.C. Kerssen, in de Kerkbode voor Hervormd Schouwen-Duiveland met betrekking tot het dialect van Schouwen-Duiveland: 'Het dialect van Schouwen-Duiveland is meer eau de toilet- te dan een parfum: een lichte geur, die zo vervluchtigt als er Hollanders op de kust komen.' Deze poëtische omschrijving van het dialect is verre van wetenschappelijk. Wel vind ik het, voor een theoloog, een bijzonder rake typering over de taalattitude van een bepaalde groep dialectsprekende taalgebruikers op het eiland Schouwen- Duiveland. De uitspraak van Kerssen heeft op voorhand mijn volledige instemming, maar is, naar ik verwacht, duidelijk in contrast met hetgeen eerder door mij over dor pen als Bruinisse werd gesteld met betrekking tot een daar heersende taalsituatie. Ik heb de indruk dat de taalattitude van de dialectsprekende inwoners in haar algemeenheid wordt gekenmerkt door het feit dat ze hun eigen dialect snel inrui len voor een vorm van randstedelijk Hollands, zodra ze in contact komen met toeristen of inwoners die oorspronkelijk van buiten het eiland afkomstig zijn. De Vin gaf in 1952 aan dat Schouwen en Duiveland al sinds het begin van de zeventiende eeuw één geheel vormen en dat men toch nog steeds verschil len kon constateren tussen het dialect in het westelijk gedeelte van het eiland (Schouwen) en het oostelijk gedeelte (Duiveland). De Vin geeft in zijn disserta tie, zij het spaarzaam, ook enige duidelijke verschillen aan, zoals bijvoorbeeld: Schouwen gebruikte o, Duiveland u, bijvoorbeeld: donder versus dunder, zonne versus zunne, kost versus kust (verleden tijd enkelvoud van het werk woord kunnen). Schouwen gebruikte oo, Duiveland eu, bijvoorbeeld: vogel versus veugel/ veubel, gewoon versus geweun/eweun, molen versus meule, wonen versus weune enzovoorts. Opzet van het onderzoek en gebruikte methode Het door mij uitgevoerde dialectonderzoek was bedoeld om taalverandering op het eiland Schouwen-Duiveland aan te tonen. Er is naar gestreefd een onderzoek samen te stellen op basis waarvan de ver wachte resultaten duidelijke indicaties kunnen geven met betrekking tot het rechtvaardigen van de voor het onderzoek geformuleerde hypothesen. 126

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 128