De hypothesen luidden:
1. Het dialect op Schouwen-Duiveland lijdt aan functieverlies en structuurverlies
en heeft bovendien de tendens in de diverse subregio's te neutraliseren tot
een zogenaamd regiolect.
2. Het dialect gemeten van oost naar west van het eiland Schouwen-Duiveland
vertoont een toenemende aanpassing aan het Standaardnederlands. Het ver
schil in mate van standaardisering houdt onder andere verband met gewijzig
de sociaal-economische factoren.
Functieverlies is het verschijnsel waarbij het dialect in bepaalde situaties wordt
teruggedrongen. Structuurverlies is het verschijnsel waarbij het dialect, vanuit de
oude norm gezien, door de jongere generatie gebrekkiger wordt beheerst. (Van
Bree, 2003)
Onderzoek naar taalverandering kan op twee manieren plaatsvinden:
1. Onderzoek in werkelijke tijd is een methode van onderzoek waarbij bijvoor
beeld teksten van nu vergeleken worden met teksten van een eeuw geleden.
Ook kunnen bandopnames uit verschillende periodes als object van vergelij
king dienen. Verder is het mogelijk om resultaten van een recent onderzoek te
vergelijken met die van een onderzoek van bijvoorbeeld vijftig jaar geleden.
Op basis van dergelijke vergelijkingen zijn taalveranderingen in een bepaalde
periode manifest te maken.
2. Onderzoek in schijnbare tiid is een methode van onderzoek waarbij je de taal
ontwikkeling over een periode van ongeveer 40 jaar kunt volgen. Informanten
kunnen dan gekozen worden in de leeftijdscategorie van 20-30 jaar en in die
van 60-70 jaar. Hierbij wordt dan aangenomen dat een mens rond zijn twintig
ste haar of zijn taal verworven heeft. Er wordt echter wel van uitgegaan dat in
lexicaal opzicht nog sprake is van uitbreiding.
Voor een informantengroep tussen 60-70 jaar geldt ook dat zij rond hun twintig
ste levensjaar het grootste deel van hun taalverwerving hebben voltooid, zodat
grosso modo aangenomen kan worden dat mensen uit die leeftijdscategorie het
dialect spreken van 40-50 jaar geleden.
Door het taalgebruik van beide leeftijdscategorieën met elkaar te vergelijken is
dus de taalverandering over een periode van 40-50 jaar in een bepaald gebied te
traceren.
Beide methoden kennen zo hun voor- en nadelen, hierop zal ik overigens in het
kader van dit artikel niet verder ingaan. Wel wil ik vermelden dat bij de schijnba
re tijdmethode de taalverandering wellicht iets groter zal zijn dan door de resul
taten van het onderzoek wordt aangegeven. Dit verschijnsel is de consequentie
van het feit dat ook ouderen enigszins mee kunnen evolueren met taalverande
ringen. Hoewel het door mij gehouden onderzoek beide methodieken omvatte,
ga ik in dit artikel alleen in op het onderzoek in schijnbare tijd.
Informanten voor het dialectonderzoek
Voor het door mij gehouden dialectonderzoek is het eiland Schouwen-Duiveland
verdeeld in een drietal subregio's: Kop van Schouwen, Midden-Schouwen en
Duiveland, voor het gemak ook respectievelijk als west, midden en oost aange
duid.
De keuze voor deze verdeling is gemaakt op basis van het feit dat De Vin in
1952 reeds tot een duidelijke tweedeling Schouwen en Duiveland kwam. Volgens
127