Op een kaart uit het begin van de 17de eeuw is de gehele polder van Oosterland getekend. Met watergangen zoals 'de Splinter', 'de Geule' en 'de Marevliet' en de nu niet meer bestaande welen als 'Koleweel' en 'Drakeweel'. De Bosweg en de Jonkersweg, kaarsrechte ontginningswegen op het hoogste deel van de polder. Ze onderscheiden zich duidelijk van de meer slingerende kreekrugwegen. De in de polder verspreide boerenhoeven en de 'land- of korenmolen', de kerk en de huizen in het dorp. Elk stuk land is genummerd, het oppervlak is in meten en roeden aangegeven. En dan nog de binnendijkse 'aanwassen', alle eigendom van de ambachtsheer, de rechthebbende op die verlandende poelen en oude water lopen, inclusief de daarop rustende visserij- en de jachtrechten. Niet al het land is onmiddellijk in cultuur gebracht. Dijkgraven hebben tot in de 18e eeuw stukken land uitgegeven, die later soms weer werden verlaten omdat ze niet rendabel te maken waren. Van een optimale waterbeheersing, zoals heden ten dage, is geen sprake. Men is tevreden met het haalbare. In natte jaren zijn de lage delen moerassig, met bies en riet in de weiden. Tot op heden is 'den Aanwas', ten zuiden van Oosterland, nooit geheel ontgonnen geweest. Het is nu een beschermd natuurgebied, in beheer bij een stichting, gevormd door de erfgenamen van de laatste Oosterlandse ambachtsheer F.A.L.C. baron Schimmelpenninck van der Oye. Carte van de Hooge Heerlijcheyt van Oosterlant anno 1629 (Coll. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland) Van nederzetting tot dorp Vóór de bedijking verbleven herders met schapen op het schor. Het zijn de eer ste, zij het tijdelijke bewoners van het gebied. Dan komen de dijkwerkers, voor het overgrote deel ook tijdelijk. Zij die na de bedijking blijven, nemen nu als ont- 11

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 13