Lang voor de inpoldering staat op of bij de Platte Kapelledijk in de Vierbannen- polder, op de grens met het Oude Nieuweland en het nog onbedijkte Oosterland, een kapel met altaar. Wat we zeker weten komt uit 'het Register op de Parochiën AltarenVicariën en de bedienaars zoals die voorkomen in de Middeleeuwsche Rekeningen van de Officiaal des Aartsdekens van den Utrechtschen Dom'.s Daarin komt ook de tweedelige parochie Oosterland voor en wel het gedeelte Nieuw- Duiveland, met een pastoor in de parochiekerk in Oosterland-dorp. De kapel in het 'Schouwse deel' zoals het letterlijk in de tekst staat, in de parochie van Nieuwerkerk, vormt het andere part. Dit te lezen als 'aan de Schouwse kant van Duiveland', dus in de Vierbannenpolder. De kapittelklerk vergist zich hier niet, want meermalen is dat de gebaiikte geografische aanduiding in de administratie van het kapittel van Oudmunster in Utrecht. Tenzij er verwarring is geweest met het Schouwse dorp Nieuwerkerke, wat niet zo aannemelijk is. Te beginnen in 1405 zijn pastoorsbenoemingen bekend. Helaas zijn de in middel eeuwse kerklatijn geschreven gegevens uit de bovengenoemde bron fragmenta risch en dus willekeurig. Het is zeker niet de eerste geestelijke in het Oosterland, want er is redelijkerwijs niet van uit te gaan dat gedurende een halve eeuw er geen pastoor stond in de parochiekerk van Oosterland. De kapel bij het 'Oude Kerkhof moet - zoals we hebben gezien - een tijdelijke vestiging, een dependance van die parochie zijn geweest tijdens de aanleg van de dijk, toen er veel 'poldervolk' werkte dat niet als het meest fijnzinnige bekend stond. Wie niet permanent op Duiveland woonde was 'uytlander' oftewel buiten lander, waarvoor andere rechtsbepalingen bestonden. De kapel met altaar op de Platte Kapelledijk - mogelijk gewijd aan de maagd Maria - bediende al veel lan ger een aantal bewoners van de Oude Nieuwelandsepolder. Het zijn de bewo ners van de hofsteden, samen met de herders van het vee op de nog onbedijkte schorren van het Oosterland. En dan nog de 'polderjongens' uit de beginfase van het kerkelijke leven in de nieuwe polder die nog moest worden ontgonnen. De bouw van een eenvoudig kerkgebouwtje met altaar zal al in de ontginnings fase zijn beslag gekregen hebben. De permanente stenen opbouw, het dak met riet gedekt, later met roggestro en de toren omstreeks 1400. De luidklok en de veldklok komen pas 25 jaar later in de toren, gezien de inscripties in de klokken. Ze hangen er nog steeds en luiden dus al bijna zes eeuwen. Omstreeks 1375, na de voltooiing van het Slot Oosterstein door Hendrik van den Abeele, de ambachtsheer van de gelijknamige polder, komt ook daar in de slotkapel een particulier altaar. De bewoners van Viane, in de Kleyn Beijeren- polder hebben dan al vele jaren hun eigen kapel, die onder de parochie van Nieuwerkerk valt. De kerk van Oosterland wordt gewijd aan de heilige Jodocus. Deze heilige leeft nog voort in de Sint Joostdijk, de oudste straatnaam van Oosterland en in de Hooge Sint Joostdijk, de dam in de Geulemonding. De ons bekende benoetnde geestelijken in Oosterland De eerste, ons bekende bedienaar van de parochie is Johannis van Weer(t)husen. Benoemd in 1405 als priester en 'waarnemer' van de dienst in het Nieuw-Duive- landse deel. De Latijnse originelen, gebundeld in het bovengenoemde 'Register op de Parochiën Altaren...' enz., zijn in feite administratieve overzichten van de kosten van het kapittel van Oudmunster van het bisdom Utrecht, gemoeid bij de aanstelling van een geestelijke in een parochie. Zijn benoeming is letterlijk als volgt vermeld: Ecclesia s. Judoci. 1405-6. Officiatio Johannis de Weerthusen ad 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 17