willig terugtreden van heer Cornelis van Abbinge als laatste eigenaar en
waarnemer van de dienst. 9 scuta.
1557: als priester officieel aangesteld heer Pieter Cornelisse in de parochiekerk
van Oosterland, in de vacature, ontstaan door het overlijden van heer
Philippus Adriaenszoon, de laatste eigenaar en waarnemer. Hier is geen
betaling vermeld. Het is ook de laatstgenoemde priesteraanstelling in de
parochie van Oosterland. Naast deze benoemingen zijn er ook speciale
aanstellingen gedaan en met name bekend, tot priester aan het altaar van
'de heilige Jodocus' en aan het altaar van 'de Zalige Maria' in de kapel
van Slot Oosterstein. Gezien het bovenstaande lijkt het er op dat men in
Utrecht niet altijd precies op de hoogte was van de reden van een vacatu
re.
Op 25 juli 1574 doet de eerste predikant na de Reformatie - Bernard Pieterszoon
- zijn intrede in de 'gereformeerde' kerk van Oosterland. Hij dient tegelijkertijd
de kerkelijke gemeenten van Bruinisse en Sirjansland.
De stichting van een nieuwe parochie in het Oosterland.se Nieuwland
Als in 1354 de polder Nieuw-Duiveland een feit is, zullen het kapittel in Utrecht,
de leenheer en zeker de ambachtsheren van de parochie van Nieuwerkerk de
consequenties van de uitbreiding van het parochiegebied in de nieuwe polder
hebben overzien om vast te stellen onder wiens patronaat het nu verder moet,
uiteraard in nauwe samenwerking met de twee nieuwe ambachtsheren van
Nieuw-Duiveland.
Tot en met de bedijking van de nieuwe polder is de kapel op de Platte
Kapelledijk de vooruitgeschoven post geweest van de parochiekerk van Sint
Johannes de Evangelist te Nieuwerkerk. Die situatie moet nu worden herzien.
Stichters zullen zijn de moederparochie onder het patronaat van het kapit
tel van Oudmunster in Utrecht en het patronaat van de ambachtsheren van de
Vierbannen, in samenwerking met de hertog en natuurlijk met de twee ambachts
heren van het Oosterland. Deze laatsten zullen in eigen belang, mede zorg wil
len dragen voor de bouw van de nieuwe kerk in het Oosterland. In het begin
van de ontginningsfase is de parochiebevolking nog te gering in aantal en de
agrarische productie nog niet goed op gang gekomen. En daarmee ontbreekt de
financiële basis en dus de wil om een stenen kerk met toren te bekostigen. De
kerk in die dagen was immers een vermogensobject, waardoor de oorspronkelij
ke bedoeling, de geestelijke verzorging, wel eens op de achtergrond bleef.
Als de mogelijkheid in het laatste kwart van de I4de eeuw zich voordoet komt
er een toren tegen een laag met riet of stro gedekt klein kerkgebouw. De keus
van een gunstig gelegen bouwplaats voor de kerk, centraal gelegen in het dorp,
is niet benut of wordt ongeschikt geacht, zodat later de mogelijkheid voor een
centrale dorpsuitbreiding ontbreekt. Tegen het einde van de 15e eeuw begint de
bouw van een wat imposanter kerkgebouw. Een stenen, gothisch, koor wordt
aangebouwd achter het oude lage kerkgebouw. Troebele tijden en de Reformatie
maken dat het van een voltooiing van de vernieuwing van kerk en toren nooit
is gekomen. In 1612 stoit het oude gedeelte van de kerk tussen het nieuwe koor
en de toren in. Onduidelijk is of dat tijdens de grote dorpsbrand gebeurde. De
naam Oosterkerke, die men na de ingebruikname van het kerkgebouw heeft
geprobeerd aan het dorp te geven, slaat niet aan. Het dorp houdt de naam van
de polder. Het is en blijft Oosterland.
17