schaar te spannen'. Dat is het rechtsgeding, met de hoge schepenen als rech
ters, die in criminele zaken ook lijfstraffen kunnen opleggen. In 1407 verleent
de grafelijkheid aan de ambachtsheer van het Groot Ambacht van Oosterland,
nu hoge heerlijkheid, het recht op eigen rechtspraak in criminele en civiele
zaken, behoudens doodslag en vredebreuk. De ambachtsheer van Oosterstein
mag alleen boetes opleggen in strafzaken en civiele zaken afdoen. De criminele
zaken van Oosterstein doet de vierschaar van Oosterland erbij, onder leiding van
de ambachtsheer van Oosterland. De laatste doodstraf is te Oosterland in 1571
voltrokken aan Adriaen D'weert die in dat jaar Leenken Lems had vermoord.
Beiden zijn Oosterlanders. Kennelijk heeft de hoge vierschaar in die troebele tijd
deze straf zelf opgelegd en die ook zelf mogen uitvoeren bij de 'Leugenpit', de
executieplaats op het kruispunt van de Oud Heiligenweg en de Sint Joostdijk.
In l6l5 is dat recht op de criminele strafvordering van de hoge vierschaar van
Oosterland opgeheven.
Om vierschaarambacht te kunnen zijn moet er in de parochie een kerk staan.
Stichting van een kerk is dus voor een ambachtsheer noodzaak om een vier
schaar te kunnen vormen en te presideren. Hij is dus als patroon van de paro
chie belanghebbende in de bouw van een kerk. Omgekeerd, zonder woonkern
geen kerkbouw. Dat het zo lang duurt voor er in Oosterland een stenen kerk
komt, ligt mogelijk mede aan het langzaam groeiende aantal inwoners. Of aan
het moment dat er voor de graaf politiek gezien een goede gelegenheid is om de
macht van alle ambachtsheren op het eiland Duiveland naar zich toe te trekken.
We hebben gezien dat hij dat ook doet en die macht exclusief aan zijn vertrou
weling Nicolaes van Borssele opdraagt. Die bouwt vervolgens zijn machtspositie
op in de Oosterlandse polder, zodat er alsnog een wat permanenter kerkgebouw
komt, waardoor Oosterland een vierschaarambacht kan worden en zelfs tot hoge
heerlijkheid kan opklimmen. Dat moet in Nieuwerkerk als oudste vierschaaram
bacht wel gevoelig hebben gelegen. Alles bijeen geeft dit een goed beeld van
de verwevenheid van de politiek in het vierschaarambacht met de kerkelijke
parochie.
De kerk heeft naast het religieuze karakter ook een sterk sociaal aspect als ont
moetingsplaats van de parochianen van het dorp en die van het omringende
polderland. De procedure van de 'zondagse geboden' is het middel om op drie
opeenvolgende zondagen in de kerk allerlei zakelijke afkondigingen te doen,
onder andere over zaken die de parochianen als onderdanen van de ambachts
heer collectief aangaan: herendiensten, het 'schutten' van loslopend vee, dijkon-
derhoud, executieverkopen en het invoeren van nieuwe regels, om er enkele te
noemen. Dat is praktisch, omdat bijna allen de zondagse mis komen bijwonen
en dus in de kerk bereikbaar zijn. Een voorbeeld: de ambachtsheer, als voorzitter
van de vierschaar, voor in de kerk gezeten in de ambachtsherenbank, laat na de
mis met name genoemde parochianen oproepen, die door tenminste drie paro
chianen van een overtreding of een misdrijf zijn beschuldigd, om op de vastge
stelde 'dag van recht' voor zijn rechtbank te verschijnen op verdenking van een
strafbaar feit. De schout of de baljuw, als officier van justitie en hoofd van de
lokale politie fungeert in dat strafproces of in de civiele procedure als aanklager.
De ambachtsherenbank in de kerk staat er dus niet alleen als erezetel.
Ook beslist de ambachtsheer wie er in de hoge heerlijkheid mogen komen
wonen. Hij verleent in zijn machtsgebied al dan niet een vestigingsvergunning,
in samenspraak met de plaats waar de migrant vandaan komt. Met een negatieve
20