attestatie vanwege schulden of een strafregister kan de aanvrager niet naar het
Oosterland verhuizen. Al met al is de 'heer' een persoon met macht en status,
die als voogd anderen kan vertegenwoordigen en hen laat meebetalen aan zijn
'geschot'-schulden bij de graaf. Daarbij is in Zeeland het ambacht erfelijk, deel
baar en verkoopbaar aan derden. Zo is Sirjansland niet altijd het gebied van de
ambachtsheer van Oosterland geweest, maar wel weer 'teruggekocht'. Kortom
een lokale heerser, ook al omdat de macht van de graaf niet altijd sterk genoeg
blijkt om de ambachtsheer te dwingen of om zijn machtspositie in te perken.
De politieke zet van de graaf om een rentmeester, die vaak ook dijkgraaf is,
te benoemen om voor hem allerlei zaken te regelen, doet na 1400 meer en
meer afbreuk aan de macht van de ambachtsheren. Ook de kerk ziet in dat de
ambachtsheren in hun ambacht - dat vaak samenvalt met de grenzen van de
parochie - meer macht hebben dan dit instituut wenselijk acht. Maar het feit
dat er onvoldoende financiële middelen ter beschikking staan, doet het bisdom
noodgedwongen rekening houden met de machtsaspiraties van de ambachts
heren. Toch is er een onmiskenbare wisselwerking, een wederzijdse beïnvloe
ding tussen de kerkelijke belangen en het streven naar macht van de ambachts
heren. De oorspronkelijke stichters-eigenaren van een parochiekerk, in casu de
ambachtsheren of hun voorvaderen, komen uiteindelijk met het kapittel tot een
compromis: ze worden van kerkeigenaren tot mede-patronen. De kerkleiding
deelt voortaan het recht om opengevallen pastoorsplaatsen in een parochie te
vervullen met de lokale ambachtsheer of -heren.
Procedure pastoorsbenoeming
Komt in een bepaald ambacht de pastoorsplaats vacant, dan stelt het kapittel of
de ambachtsheer c.q. de betrokken ambachtsheren binnen de parochie, afzon
derlijk en bij toerbeurt, een priester kandidaat. Deze verkozene krijgt het bene
ficie, dat wil zeggen het recht op de inkomsten uit de parochie, de verkiezing
(de electio) geheten. De patronen van de parochie, kapittel en ambacht, maar nu
gezamenlijk, maken de voordracht, na vergelijking van het afschrift van de voor
dracht met het origineel (de collatio) en presenteren deze voordracht aan de offi-
ciaal in Utrecht (cle presentio). De officiaal gaat daarop akkoord (de institutio)
en wijst uit de omringende parochies een aantal priesters aan om afkondiging
te doen van de aanstaande benoeming. Hiertegen kan bezwaar worden aange
tekend. De officiaal krijgt van de genoemde priesters te horen of er tegenstem
men zijn gehoord. Bij oppositie kan er een proces volgen. Bij geen bezwaar krij
gen deze priesters toestemming van het bisdom Utrecht om het feitelijke 'bezit'
van de kerkelijke inkomsten over te dragen aan de begunstigde eigenaar/pries
ter. Dan gaat er tenslotte een door de genoemde priesters gezegeld bericht naar
de officiaal. Daarmee is de procedure 'nieuwe pastoor' ten einde.
De werkelijkheid is soms nog gevarieerder en meer complex. In de praktijk stelt
de ambachtsheer een hem bekende, een plaatselijke priester, een verwant of
vriend voor, die vaak de parochie kent en daar woont of gaat wonen. De door
het kapittel gekozene blijft meestal in Utrecht en laat cle zielzorg in de parochie
over aan een waarnemer of plaatsvervanger (vicaris), die voor zijn diensten een
bepaald bedrag uit de opbrengst van de kerkgelden mag behouden.
Die kerkelijke inkomsten komen onder andere uit de opbrengst van het altaar
en uit de tienden. In Zeeland heeft het Utrechtse kapittel van Oudmunster daar
recht op. Op den duur komen de meeste tiendrechten in handen van leken, dat
21