linghe van die dijcken". De tekst besluit met "ten eynde dat een quaet stuck dijcx niet altijts bij één eygenaer onderhouden en worde ende dat die besitters van den lande souden claerlick weten in wat deel dijcks sij sculdich sijn te contribu eren". Dat houdt wel in het opzetten en bijhouden van een administratie van de grondeigenaren en later ook die van de pachters. Het land wordt door landme ters opgemeten. Aan de hand van de uitkomsten, genoteerd in de hevenboeken of 'overlopers' - de landmeters zijn over dat land gelopen - wordt het verschul digde bedrag vastgesteld. Op de al eerder vermelde kaart van Oosterland staat ook de door de Rekenkamer verplichte intekening van de beide inpolderingen, aangevuld met de meetgege vens van de recente landwinst. Er is een tekst bijgeschreven in hetzelfde hand schrift als toegepast in de gehele kaart: "Dit landt Sonneschijn en Hardemee sijn gemeten bij Cornelis Stavenisse en Jan Cornelis Jacobse door bevel van de Heeren van Oosterlandt nadat se bedijckt waren in de somer t'jaer 1628 en groot bevonden als hier nevens bij de gestelde nummeren blijckt, getacseert en over- geleevert den 20en July 1629. En is nu wederom geïnundeerd'. Per 1629 bedraagt het uitgegeven bedrag 1321. 3 22 Vlaams, zo'n 3600 euro, met een tekort van 61. 8 3 Vlaams. Met de poldertjes Sonneschijn en Hardemee is het niet goed begonnen en ook niet goed afgelopen. Onenigheid tussen de ingelanden leidt de aandacht zo af, dat ze in 1645 onderlopen. Gedeeltelijke herdijking volgt pas in 1671. De dijk graaf schrijft enige tijd na de inundatie van 1682, waarbij ook de Oosterlandse polder onder water komt, aan de Staten van Zeeland: ..."door afnemen van het geïnundeerde voorpolderije genaamd Hardemee en Sonneschijn de dijkagie van deze (Oosterlandse) polder nu soo veel meerder geëxponeerd ligt voor de zee en de dijk aldaer geen of weinig hoogte en maer een klein lichaam heeft, zal ten uitersten noodig zijn dat 't selve zeewaards werde aangelegd en verzwaard ter lengte van 66 roeden en nog bewesten van Sonneschijn twee eynden tot bewes ten van de inundatie van 't jaar 1682." De kosten raamt de dijkgraaf op 452 Vlaams. Er volgt nog een brief aan de Raad van Zierikzee en een aan de Staten van Zeeland dat als er geen financiële hulp komt, de polder van Oosterland zal moeten worden geabandonneerd! Zo ver is het niet gekomen, maar de kleine poldertjes zijn in 1695 opnieuw ondergelopen en toen terug gegeven aan de zee. Ten uitgeleide Het gebeurde allemaal, eens, lang geleden in Oosterland. Mensen van toen, allen met hun eigen verwachtingen van het leven. Met hun voornemens, hun succes sen en hun mislukkingen. Ze leefden hun leven in het dorp en op de hoeven en hoefjes, Ze bouwden en verbouwden, met vreugde, met zorg en met verdriet. Hun leven in de cyclus van geboorte tot graf. Soms kennen we nog de namen van de mannen, vrouwen en kinderen. Groot en klein, veelal arm, soms rijk. In gezondheid en ziekte. In vruchtbare jaren en misoogsten. Met en buiten de kerk. In recht en onrecht. Allen en alles nu in de stille vergetelheid van vergeel de archiefstukken. Zij allen leefden als schakeltjes in deze dorpsgemeenschap en droegen bij aan wat nu Oosterland is, dat kleine stukje in die grote mensenwe reld. Zoals de mensen nu, op hun beurt, schakeltjes zijn in die lange keten van geslachten, voortbouwend op het werk van de handen van die hen daarin zijn voorgegaan. Beelden uit een ver verleden, maar zo herkenbaar in het heden. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Kroniek van het Land van de Zeemeermin | 2005 | | pagina 26